De motor starten
Voordat u de motor start, moet u de Controlelijst vóór het starten, de Speciale bedieningsinstructies en Procedure
voor het inlopen van de motor in het gedeelte Bediening lezen.
Start of gebruik de buitenboordmotor nooit (zelfs niet voor eventjes) zonder dat er water door alle
koelwaterinlaatopeningen in het onderwaterhuis circuleert; dit om schade aan de waterpomp (droog lopen)
of oververhitting van de motor te voorkomen.
1.
Zorg dat het aandrijfaslager op de jetaandrijving gesmeerd is. Zie hoofdstukOnderhoud –
Smeerpunten.
2.
Open de ontluchtingsplug van de brandstoftank (in de vuldop) op brandstoftanks met handbediende
ontluchting.
3.
Verbind de brandstofslang met de buitenboordmotor.
4.
Knijp enkele keren in de pompbal totdat deze hard aanvoelt.
NB: De motor start alleen als de noodstopschakelaar in de "RUN"‑stand (lopen) staat.
5.
Zet
de
noodstopschakelaar
Noodstopschakelaar.
BEDIENING
OPGELET
!
ob00348
ob01445
ob00349
op
"RUN"
(LOPEN).
36
ob01394
Zie
hoofdstukAlgemene
informatie
–