10. Het product buiten werking stellen
Schakel de hoofdschakelaar uit om het systeem uit bedrijf te
nemen.
WAARSCHUWING
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Raak de geleiders voor de hoofdschakelaar niet
aan omdat deze nog steeds onder spanning staan.
- Vergrendel de hoofdschakelaar met een hangslot
om te zorgen dat de voedingsspanning niet per
ongeluk kan worden ingeschakeld.
11. Technische specificaties
11.1 Temperatuur
Omgevingstemperatuur: 0 tot 40 °C.
11.2 Relatieve vochtigheid
Maximaal 95 %.
11.3 Elektrische gegevens
Voedingsspanning
Zie het typeplaatje van het systeem.
Reserverzekering
Zie het bedradingsschema dat bij het systeem is geleverd.
Digitale ingangen
Open-kring spanning:
24 VDC
Gesloten-kring stroom:
5 mA, DC
Frequentiebereik:
0-4 Hz
Alle digitale ingangen worden met PELV spanning
geleverd (Protective Extra-Low Voltage = extra lage
veiligheidsspanning).
Analoge ingangen
Ingangsstroom en -spanning:
Tolerantie:
Herhalingsnauwkeurigheid:
Ingangsweerstand, stroom:
Ingangsweerstand, spanning,
CU 352:
Ingangsweerstand, spanning,
IO 351:
Voeding naar sensor:
Alle analoge ingangen worden met PELV spanning
geleverd (Protective Extra-Low Voltage = extra lage
veiligheidsspanning).
Digitale uitgangen (relaisuitgangen)
Maximale contactbelasting:
240 VAC, 2 A
Minimale contactbelasting:
5 VDC, 10 mA
Alle digitale uitgangen zijn potentiaalvrije relaiscontacten.
Sommige uitgangen hebben een gewone C klem.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema dat
bij het systeem is geleverd.
66
0-20 mA
4-20 mA
0-10 V
± 3,3 % van de volle schaal
± 1 % van de volle schaal
< 250 Ω
50 kΩ ± 10 %
> 50 kΩ ± 10 %
24 V, maximaal 50 mA, bevei-
ligd tegen kortsluiting
Ingangen voor PTC-sensor/thermische schakelaar
Voor PTC-sensoren overeenkomstig DIN 44082. Thermische
schakelaars kunnen ook worden aangesloten.
Open-kring spanning:
12 VDC ± 15 %
Gesloten-kring stroom:
2,6 mA, DC
Ingangen voor PTC-sensoren zijn elektrisch geschei-
den van de andere ingangen en uitgangen van het
systeem.
11.4 Meetparameters
11.4.1 Soorten sensoren
De sensortypen in de onderstaande tabel kunnen worden
gebruikt voor de meting van waarden in het systeem.
Afkorting
Sensor
DPT
Drukverschilsensor
DTT
Temperatuurverschilsensor
FT
Debietsensor
LT
Niveausensor
PT
Druksensor
TT
Temperatuursensor
11.4.2 Lijst van parameters
De onderstaande tabel toont welke gemeten waarden de CU 352
kan ontvangen via de analoge ingangen. Afbeeldingen
133
tonen waar de waarden gemeten kunnen worden.
Nummer
Parameter
1
Debiet
2
Persdruk
3
Drukverschil, extern
4
Voordruk
5
Drukverschil, pomp
6
Drukverschil, zuigzijde
7
Drukverschil, perszijde
8
Tankniveau, perszijde
9
Tankniveau, zuigzijde
10
Temperatuur persleiding, extern
11
Temperatuur aanvoerleiding
12
Temperatuur retourleiding
13
Temperatuurverschil
14
Externe druk
15
Serie 2000, drukverschil
16
Serie 2000, debiet
17
Systeemdruk
Niet getoond
Omgevingstemperatuur*
Niet getoond
0-100 % signaal**
* De omgevingstemperatuur is doorgaans de temperatuur in de
ruimte waar de Control MPC is geplaatst.
** Een 0-100 % signaal van een externe regelaar. Dit kan bijv.
een 0-10 V signaal zijn.
130
t/m