7.7.28 Functies van digitale ingangen (4.3.7.1)
Afb. 74
Functies van digitale ingangen
Beschrijving
Een functie kan worden gekoppeld aan de digitale ingangen.
Instelbereik
U kunt één functie in elk display selecteren:
Functie
Contact geactiveerd
Niet gebruikt
Min. bedrijf
Max. bedrijf
Door gebr. ingesteld
bedrijf
Externe storing
Droogloopbeveiliging
Debietschakelaar
Resetten van alarm
Noodbedrijf
Storing, jockeypomp
Alternatief setpoint 2-7
Gereduceerd bedrijf
Stop pomp 1-6
Stop jockeypomp
In het display kunt u alleen pompen selecteren die in
het systeem zijn gedefinieerd.
Zie de relevante paragrafen voor meer informatie over de func-
ties.
In het algemeen activeert een gesloten contact de geselecteerde
functie.
Instelling via bedieningspaneel
•
Instellingen > Secundaire functies > Stop functie > Ga naar
instelling van digitale ingang.
42
= Bedrijfsmodus "Min."
= Bedrijfsmodus "Max."
Bedrijfsmodus "Gebr.
=
instel."
= Externe storing
= Laagwater
= Debiet
Alarmmeldingen zijn
=
gereset
Bedrijfsmodus
=
"Noodbedrijf"
= Storing
Het setpoint is gese-
=
lecteerd
Activering van "Gere-
=
duceerd bedrijf"
Dwingt de pomp om
=
te stoppen
Fabrieksinstelling
Digitale ingang
Functie
Extern starten/stoppen. Open contact = stop.
DI1 (CU 352) [10]
Opmerking: Ingang nr. 1 kan niet worden
gewijzigd.
Controleren op laagwater (droogloopbeveili-
DI2 (CU 352) [12]
ging). Open contact = laagwater (als het
systeem met deze optie is geleverd).
Bewaken van laagwater vereist een druk- of
niveauschakelaar die op het systeem is aangesloten.
7.7.29 Analoge ingangen (4.3.8)
Afb. 75
Analoge ingangen
Beschrijving
Elke analoge ingang kan worden geactiveerd en aan een
bepaalde functie worden gekoppeld.
Standaard heeft het systeem drie analoge ingangen. Als het
systeem over een IO 351B module beschikt (optie) is het aantal
analoge ingangen 5.
Alle analoge ingangen worden getoond zodat hun fysieke plaats
in het systeem kan worden geïdentificeerd. Er kan een redun-
dante primaire sensor worden gemonteerd als back-up voor de
primaire sensor om zo de betrouwbaarheid te verhogen en te
voorkomen dat het bedrijf gestopt wordt.
Als twee sensoren redundant dienen te zijn, moet elk
een aparte analoge ingang hebben.
Voorbeeld
AI1 (CU 352) [51]:
AI1:
Analoge ingang nr. 1
(CU 352): CU 352
[51]:
Klem nr. 51
Instelling via bedieningspaneel
•
Instellingen > Secundaire functies > Stop functie > Ga naar
instelling van analoge ingang.