6.2 Richtlijnen voor het installeren van
de opvoerinstallatie
Richtlijnen voor de correcte mechanische
installatie van de opvoerinstallatie conform EN
12056-4
Zie paragraaf
6.1.1
Installatietekening.
•
Installeer de opvoerinstallatie in een voldoende
verlichte en geventileerde ruimte met 60 cm vrije
ruimte rondom alle onderdelen die geserviced en
bediend moeten worden.
•
Zorg voor een pompput onder vloerniveau. Als
een opvoerinstallatie geïnstalleerd wordt in een
kelder met risico op binnendringend grondwater,
dan is het raadzaam (in sommige landen ver-
plicht) om een drainagepomp in een aparte
pompput onder vloerniveau te plaatsen om de
ruimte leeg te pompen.
Zie afb. 10.
De opvangtank, pomp en kabels mogen
worden overstroomd (max. 2 m gedurende
N.B.
7 dagen).
De regelaar moet in een droge en goed
Voorzichtig
geventileerde ruimte worden geplaatst.
•
Alle leidingaansluitingen moeten flexibel zijn om
resonantie te verminderen.
•
Opvoerinstallaties moeten worden beveiligd
tegen opwaartse krachten en verdraaiingen.
•
Alle persleidingen (opvoerinstallatie, membraan-
pomp en drainagepomp) moeten een lus boven
het plaatselijke terugstroomniveau hebben. Het
hoogste punt van het waterslot/zwanenhals moet
boven het straatniveau liggen.
•
Installeer een afsluitklep in de persleiding voor
persleidingen van DN 80 en meer. Breng ook een
afsluitklep in de instroomleiding aan.
•
Oppervlaktewater mag niet worden afgevoerd
met de opvoerinstallatie binnenin het gebouw.
Het dient een eigen pompput buiten het gebouw
te hebben.
•
Opvoerinstallaties moeten voorzien zijn van een
goedgekeurde terugslagklep conform EN
12050-4.
•
Het volume van de persleiding boven de terug-
slagklep tot aan het terugstroomniveau moet klei-
ner zijn dan de effectieve tankinhoud.
•
In het algemeen moet een opvoerinstallatie voor
zwart afvalwater boven dakniveau worden ont-
lucht. Toegestaan is echter om de ventilatie, als
een secundaire ventilatie, naar het belangrijkste
ventilatiesysteem van het gebouw te leiden.
•
Als het afvalwater wordt afgevoerd in een
opvangleiding, dan moet deze opvangleiding een
vulratio hebben van ten minste h/d = 0,7.
De opvangleiding moet ten minste één nominale
diameter groter zijn dan de aansluiting van de
persleiding.
•
Gebruik een membraanpomp voor eenvoudige,
handmatige lediging van de opvangtank in geval
van pompstoring (niet verplicht).
19