Zo neen:
• Kijk of het stopcontact werkt en waar het toestel op is aangesloten. Controleer of de zekering niet is doorgeslagen, of het toestel
helemaal op een 20-A-stroomkring is aangesloten en niet op een aansluiting met een RCD-beveiligingsschakelaar en ook niet op een
ALLE
overspanningsbeveiliging of een verlengkabel.
MODELLEN
• Controleer of de stroomkabel niet bekneld geraakt of beschadigd is en of hij volgens de voorschriften in het stopcontact EN in het
toestel is ingestoken.
• Zorg er voor dat de Aan-/Uitschakelaar in ingeschakelde stand staat.
PROBLEEM: De zekering van de loopband slaat tijdens het trainen door.
OPLOSSINGEN: Controleer a.u.b. het volgende:
• Zorg er voor dat de loopband helemaal alleen (zonder andere toestellen) is aangesloten op een 20-A-aansluiting.
• Zorg er voor dat het toestel niet is ingestoken op een verlengkabel of op een aansluiting met overspanningsbeveiliging.
• Smeer de loopband als dat nodig is.
PROBLEEM: De band van de loopband glijdt weg tijdens het trainen.
OPLOSSINGEN: Controleer a.u.b. het volgende:
• Controleer of de loopband op een vlakke ondergrond staat.
• Zorg er voor dat de band van de loopband volgens de voorschriften gespannen en gecentreerd is (zie de paragraaf over het spannen
en centreren van de loopband).
PROBLEEM: De snelheid van de loopband klopt niet.
OPLOSSING: Verricht een autocalibrering.
• Zet de loopband aan en steek de veiligheidssleutel in de console. Houd de „▲" stijgingstoets en de „–" snelheidstoets 5 seconden
lang ingedrukt om naar de gebruikerstechnische instelling te gaan. De console piept en op het display verschijnt „ENG0".
• Kies met de + / - of de ▲ / ▼-toetsen „ENG2" en bevestig dit met de Entertoets.
• Druk op starttoets om autocalibreren te starten. De loopband verricht nu een autocalibrering en stelt de snelheid op die manier weer
correct in.
• Als het autocalibreren gelukt is, piept de console enkele malen. De console verlaat automatisch de gebruikerstechnische instelling en
keert terug naar het startscherm.
39