Hulpprogramma Systeemconfiguratie
uitvoeren
U voert het hulpprogramma Systeemconfiguratie als volgt uit:
1. Plaats de cd met SmartStart en ondersteunende software in de cd-rom-
drive van de server.
of
Plaats de eerste diskette van het hulpprogramma Systeemconfiguratie in
de diskettedrive van de server.
2. Start de server opnieuw op.
Tijdens het opstartproces worden verschillende meldingen weergegeven.
Hieronder bevinden zich een melding dat een of meer arraycontrollers in
de uitbreidingsslots zijn aangetroffen, en de aanbeveling om het
hulpprogramma Systeemconfiguratie uit te voeren.
3. Als u hierom wordt gevraagd, drukt u op F1 om het opstarten te
hervatten.
4. Als u de cd met SmartStart en ondersteunende software gebruikt,
selecteert u de optie Run the System Configuration Utility
(Hulpprogramma Systeemconfiguratie uitvoeren) in het hoofdmenu.
5. Als het systeem vraagt of u kiest voor automatische configuratie, kiest u
Yes (Ja). Het systeem laadt configuratiebestanden voor alle apparaten
die zijn aangetroffen.
6. Kies in het scherm Configuration Complete (De configuratie is voltooid)
de optie Review or Modify Hardware Settings (Hardware-instellingen
bekijken of wijzigen).
7. Selecteer in het volgende scherm, Steps In Configuring Your Computer
(Procedure voor het configureren van uw computer), stap 3: View or
Edit Details (Details bekijken of bewerken).
8. In het scherm View Or Edit Details stelt u de configuratieparameters
voor de RAID LC2 Controller in. Blader naar het uitbreidingsslot van de
eerste arraycontroller en bewerk elke parameter volgens de hierna
beschreven configuratiegegevens.
Systeem configureren 5-3