Inhoudsopgave
Advertenties
De capaciteit van vervangende schijfeenheden moet ten minste even groot zijn
als de capaciteit van de andere schijfeenheden in de array. Schijfeenheden met
onvoldoende capaciteit worden onmiddellijk door de controller geweigerd
zonder dat het automatisch gegevensherstel wordt opgestart.
Automatisch gegevensherstel
Als een schijfeenheid in een fouttolerante configuratie wordt vervangen
terwijl het systeem is uitgeschakeld, geeft de controller een zelftestmelding
weer zodra het systeem wordt opgestart. Deze geeft aan dat de vervangende
schijf is aangetroffen en dat mogelijk de procedure voor automatisch
gegevensherstel moet worden gestart. Druk op F1 om het automatisch
gegevensherstel op de achtergrond te laten uitvoeren. Als het automatisch
gegevensherstel niet wordt geactiveerd, blijft de logische schijfeenheid gereed
voor de herstelprocedure. De volgende keer dat het systeem wordt opgestart,
wordt dezelfde vraag gesteld.
Vervangende schijfeenheden worden pas geacht 'online' te zijn wanneer het
automatisch gegevensherstel helemaal is uitgevoerd. Op dat moment stopt het
lampje met knipperen en brandt het continu. Alle schijfeenheden die nog niet
'online' zijn, worden behandeld alsof ze 'defect' zijn wanneer het systeem
probeert te bepalen of de fouttolerantie wordt bedreigd. Als bijvoorbeeld in
een logische schijfeenheid met RAID 5 zonder reserveschijf een schijffout
optreedt op het moment dat een schijf opnieuw wordt opgebouwd, wordt de
gehele logische schijfeenheid als defect beschouwd.
Het opnieuw opbouwen neemt gemiddeld ongeveer 15 minuten per gigabyte
in beslag. De werkelijke opbouwtijd is afhankelijk van de prioriteit die is
ingesteld voor de hoeveelheid I/O-activiteiten die plaatsvinden tijdens het
opnieuw opbouwen en de schijfsnelheid. In een RAID 5-configuratie is de
opbouwtijd ook afhankelijk van het aantal schijven in de array. Deze tijd
varieert van 10 minuten/GB voor drie schijven tot 20 minuten/GB voor 14
schijven (bij gebruik van 9-GB Wide-Ultra vaste schijven).
Vervanging hot-pluggable schijven en herstel van schijffouten F-11
VOORZICHTIG: Als de arraycontroller een defecte schijfeenheid heeft, vervangt
u deze door een nieuwe schijfeenheid of door een schijfeenheid waarvan u weet
dat deze in orde is. In bepaalde gevallen kan een schijfeenheid waarvan de
controller eerder heeft aangegeven dat deze defect is, weer functioneel lijken
nadat het systeem is uit- en weer aangezet, of nadat een hot-pluggable
schijfeenheid is verwijderd en weer teruggeplaatst. Het gebruik van dergelijke
'marginale' schijven wordt echter ten zeerste afgeraden, omdat uiteindelijk
gegevensverlies kan optreden.
Advertenties
Inhoudsopgave
