Bandenspanningscontrolesysteem,
TPMS (optie)
Het TPMS (Tyre Pressure Monitoring System)
waarschuwt de bestuurder, wanneer de span-
ning in één of meer banden te laag is. Het sys-
teem maakt gebruik van sensoren in de ven-
tielen van de banden. Bij snelheden van
ca. 40 km/h controleert het systeem de ban-
denspanning. Als de spanning dan te laag is,
gaat het waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel branden en verschijnt er een
melding op het display.
Controleer het systeem altijd na het verwisse-
len van wielen om er zeker van te zijn dat de
vervangende wielen compatibel zijn met het
systeem.
Zie pagina 159 –160 voor informatie over de
juiste bandenspanning.
Ook mét het systeem moet u het normale
onderhoud aan de banden blijven plegen.
BELANGRIJK
Als er een storing optreedt in het banden-
spanningscontrolesysteem, gaat het waar-
schuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden. Bovendien
verschijnt de melding
BANDENSP.SYS-
TEEM SERVICE VEREIST
. Dit kan meer-
dere oorzaken hebben. Het is bijvoorbeeld
mogelijk dat er een wiel gemonteerd werd
met een sensor die niet past bij het banden-
spanningscontrolesysteem van Volvo.
Bandenspanningscontrolesysteem
afstellen
Om de aanbevolen bandenspanning van
Volvo aan te kunnen houden is het mogelijk
het bandenspanningscontrolesysteem af te
stellen, bijvoorbeeld bij een zware belading.
N.B.
De motor mag daarbij niet lopen.
– Pomp de banden tot de juiste spanning op.
– Zet het contact in stand I of II.
– Draai aan het duimwiel op de linker stuur-
hendel, totdat de melding
BANDENSPANNING KALIBREREN
het display verschijnt.
– Houd de knop RESET ingedrukt, totdat de
melding
07 Wielen en banden
Bandenspanningscontrolesysteem
BANDENSPANNING GEKALIBREERD!
verschijnt.
Bij een lage bandenspanning
Doe het volgende, wanneer de melding
LAGE BANDENSPAN. CONTR. BANDEN
voor een lage bandenspanning op het display
verschijnt:
– Controleer de bandenspanning van alle vier
de wielen.
– Pomp de band(en) tot de juiste spanning
op.
– Rijd ten minste 1 minuut onafgebroken in
de auto op een snelheid van 40 km/h of
hoger en ga na of de melding verdwijnt.
Bandenspanningscontrole deactiveren
N.B.
De motor mag daarbij niet lopen.
– Zet het contact in stand I of II.
– Draai aan het duimwiel op de linker stuur-
hendel, totdat de melding
BANDENSP. SYSTEEM AAN
play verschijnt.
– Houd de knop RESET ingedrukt, totdat de
op
melding
BANDENSP. SYSTEEM UIT
schijnt.
Herhaal de punten 1–3 om het systeem
opnieuw te activeren, waarna de melding
07
op het dis-
ver-
163