06 Starten en rijden
Algemene informatie
Zuinig rijden
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt en uw rijstijl en snelheid afstemt op
de heersende verkeerssituatie.
Let op het volgende:
• Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijf-
stemperatuur komen! D.w.z. dat u de motor
niet stationair moet laten lopen, maar zo
snel mogelijk moet wegrijden en de motor
licht moet belasten.
• Een koude motor verbruikt meer brandstof
dan een warme.
• Laat de auto zo veel mogelijk staan voor de
kortere ritten, waarbij de motor niet op
temperatuur komt.
• Rijd rustig! Vermijd onnodig snel optrekken
en krachtig remmen.
• Laat zware lading niet onnodig lang in de
06
auto liggen.
• Gebruik geen winterbanden op sneeuwvrije
en droge wegen.
• Verwijder de lastdrager, wanneer u deze
niet meer nodig hebt.
• Open de zijruiten niet onnodig.
110
Rijd niet met een geopend
kofferdeksel
Wanneer u met het kofferdeksel open rijdt,
kunnen er uitlaatgassen en daarmee giftig
koolmonoxide via de kofferbak de passagiers-
ruimte in worden gezogen. Als u echter toch
een stukje met een geopend kofferdeksel
moet rijden, doe dan het volgende:
– Doe alle ruiten dicht.
– Stuur de lucht naar de voorruit en de vloer
en laat de ventilator op de hoogste snelheid
draaien.
Nieuwe auto's en gladde wegen
Het rijgedrag van de auto varieert afhankelijk
van de vraag of uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde of een automatische ver-
snellingsbak. Aarzel daarom niet om onder
gecontroleerde omstandigheden (zoals op
een slipbaan) te testen hoe de auto bij glad-
heid reageert.
Doorwaaddiepte
U kunt met de auto door waterpartijen van
maximaal 25 cm diep rijden met een maxi-
mumsnelheid van 10 km/h. Wees extra voor-
zichtig bij het doorwaden van stromend water.
BELANGRIJK
Er kan schade aan de motor ontstaan, als er
water in het luchtfilter dringt.
Bij diepere waterpartijen kan er water in de
transmissie dringen. De smerende eigen-
schappen van de oliën nemen daarbij af,
waardoor de genoemde systemen minder
lang meegaan.
Houd een lage snelheid aan tijdens het waden
en breng de auto niet in het water tot stilstand.
Trap na het oversteken van de waterpartij
lichtjes op het rempedaal om te controleren of
de remwerking in orde is. Bij water en vuil op
de remblokken kunnen er vertragingen in de
remwerking optreden.
N.B.
Maak de aansluitingen voor de elektrische
motorverwarming en de aanhangerkoppe-
ling schoon na ritten in water en modder.
.
BELANGRIJK
Laat de auto niet langdurig in water staan
dat tot boven de dorpelbalken komt om
elektrische storingen te voorkomen.
Probeer de motor na afslag in een waterpar-
tij niet opnieuw te starten. Sleep de auto uit
de waterpartij.