Het printerstuurprogramma instellen
A
In het menu [Bestand] klikt u op [Afdrukken].
Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
B
Selecteer in de lijst [Naam] de gewenste printer en klik op [Voorkeursinstellin-
gen].
Het dialoogvenster Printereigenschappen verschijnt.
C
Maak de noodzakelijke instellingen en klik op [OK].
D
Klik op [OK] om de afdruktaak te starten.
3
Opmerking
❒ Hoe precies het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend, is
afhankelijk van de toepassing. Lees voor meer informatie de handleidin-
gen bij de betreffende toepassingen.
❒ In sommige toepassingen worden de instellingen van het printerstuurpro-
gramma niet gebruikt, maar worden de standaardinstellingen van de toe-
passingen ingeschakeld.
❒ Alle instellingen, die u met gebruikmaking van de volgende procedure
maakt, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing.
❒ Gewone gebruikers kunnen de eigenschappen in het dialoogvenster
[Afdrukken] van een toepassing wijzigen. De hier gemaakte instellingen
worden als standaardinstellingen gebruikt in deze toepassing.
Verwijzing
Raadpleeg voor meer informatie de Help van het printerstuurprogramma.
Windows 2000 - De printereigenschappen bewerken
De standaardinstellingen van de printer maken - de printereigenschappen
Belangrijk
❒ Om de standaardinstellingen van de printer te wijzigen inclusief de opties,
dient u zich als een printerbeheerder aan te melden. Leden van de groepen
Beheerders en Hoofdgebruikers hebben standaard een machtiging Printers
beheren.
❒ U kunt de standaardinstellingen van de printer niet voor afzonderlijke ge-
bruikers wijzigen. De instellingen in het eigenschappenvenster van de printer
zijn van toepassing op alle gebruikers.
A
Wijs in het menu [Start], naar [Instellingen], en klik op [Printers].
Het venster [Printers] verschijnt.
B
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.
64