AANWIJZING
VOORZICHTIG
Het document mag alleen compleet en ongewijzigd gebruikt en doorgegeven worden. De gebruiker heeft de verantwoordelijkheid
te controleren of dit document geldig is voor zijn product.
onvoldoende aanvoer van koellucht) moeten geschikte maatregelen en
voorzieningen worden getroffen.
•
De maximaal toegestane druk van inlaat en uitlaat evenals de maximaal
toegestane verschildruk tussen de in- en uitlaat in acht nemen.
•
Oliepeil van de draaischoepenpomp voor inschakelen telkens controleren,
minimaal een keer per week. Oliepeil vaker controleren, wanneer grote
hoeveelheden gas of damp worden verpompt.
•
Bij het gebruik met agressieve, corrosieve of anderszins gevaarlijke gassen of
dampen veiligheidsmaatregelen voor personeel, pomp en milieu treffen door
gepaste toebehoren zoals vriesval, afscheider, afsluitventiel, emissiecondensator
(zie "Toebehoren") evenals door speciale olie te gebruiken.
De omgevingstemperatuurmoet ten minste 12°C bedragen, anders kan de pomp
door de viscositeit van olie bij lage temperaturen mogelijk niet meer draaien.
Het afpompen kan bij een willekeurige druk aan de inlaat, evenwel maximaal bij
atmosfeerdruk, worden gestart. De pomp mag alleen bij een (absolute) druk van
maximaal 1,1 bar aan de uitlaat worden gestart.
Continue werking is mogelijk bij elke druk die lager is dan de atmosferische druk.
Een aanzuigdruk van meer dan 100 mbar resulteert in een verhoogd olieverbruik. In
dit geval het oliepeil vaker controleren.
Condensatie in de pomp, evenals waterslag en stof voorkomen, aangezien
membranen en ventielen door het permanent verpompen van vloeistoffen of stof
beschadigd kunnen raken. De pomp van buitenaf regelmatig op verontreinigingen
en afzettingen controleren. De pomp evt. reinigen om een verhoging van de
bedrijfstemperatuur van de pomp te voorkomen.
Een zelfhoudende thermische wikkelingsbeveiliging schakelt de motor bij te
hoge temperaturen uit.
Let op: Kan alleen handmatig worden gereset. De pomp uitschakelen of de stekker
uit het stopcontact trekken. De oorzaak van de oververhitting opsporen en verhelpen.
Wacht eerst ca. vijf minuten voordat de pomp weer wordt ingeschakeld.
•
Let op: Bij een voedingsspanning van minder dan 115 V kan de zelfhoudende
werking van de wikkelingsbeveiliging beperkt zijn, zodat na het afkoelen evt.
een automatische herstart volgt. Indien dit tot gevaren kan leiden, de nodige
veiligheidsmaatregelen treffen (bijv. de pomp uitschakelen en loskoppelen van
de voedingsspanning).
Ervoor zorgen dat sterke warmtetoevoer (bijv. door hete procesgassen) wordt
voorkomen. Maximaal toegestane gas- en omgevingstemperaturen in acht nemen,
zie het hoofdstuk "Technische gegevens".
De pomp bereikt de aangegeven waarden voor de zuigcapaciteit en het
eindvacuüm evenals de dampverdraagzaamheid en chemische weerstand pas
bij bedrijfstemperatuur (na ca. 30 minuten). Evt. afsluitventiel (zie "Toebehoren")
monteren.
Het bereikbare eindvacuüm wordt door de aard van de recipiënt (dichtheid,
zuiverheid en gasafgifte van de inwendige oppervlakken), de gasafgifte van de
gebruikte substanties enveals door de kwaliteit van de pompolie (zuiverheid, aandeel
koolwaterstoffen met hogere partieeldruk) bepaald.
Pagina 18 van 40