VOORZICHTIG
AANWIJZING
Het document mag alleen compleet en ongewijzigd gebruikt en doorgegeven worden. De gebruiker heeft de verantwoordelijkheid
te controleren of dit document geldig is voor zijn product.
☞ Uitval van de pomp (bijv. door stroomuitval) en daarop aangesloten componenten,
uitval van onderdelen in verband met de voedingsspanning en gewijzigde
kernwaarden mogen in geen geval tot een gevaarlijke situatie leiden. Door
lekke slangen, lekke asafdichtringen van de draaischoepenpomp of door een
gescheurd membraan in de membraanpomp kunnen verpompte substanties
in de omgeving, in de behuizing van de pomp of in de motor terechtkomen.
De aanwijzingen met betrekking tot de bediening en het gebruik, evenals het
onderhoud in acht nemen.
☞ In verband met de resterende leksnelheid van de apparaten kan in zeer geringe
mate gas tussen de omgeving en het vacuümsysteem worden uitgewisseld.
Verontreiniging van de verpompte substanties of de omgeving uitsluiten.
•
Voor het starten van de pomp het oliepeil van de pomp (oliepeilglas) controleren.
•
Oliepeil en olietextuur op regelmatige tijdstippen controleren.
•
Neem het symbool "Hete oppervlakken" op de pomp in acht. Afhankelijk van de
bedrijfs- en omgevingsomstandigheden kunnen gevaren door hete oppervlakken
ontstaan. Bij gebruik kan de oppervlaktetemperatuur boven 80°C liggen. Gevaar
door hete oppervlakken uitsluiten. Zorgen dat de pomp niet onbedoeld kan
worden aangeraakt. Zo nodig een aanrakingsbeveiliging aanbrengen.
•
Gevaar voor brandwonden aan hete oppervlakken.
Bij een storing kan de temperatuur aan het oppervlak van de pomp oplopen tot
boven de 105°C. Bescherm uzelf tegen onbedoeld contact met een geschikte
beschermende afdekking.
Zorg ervoor dat de pomp is afgekoeld voordat u verdere werkzaamheden uitvoert.
Draag indien nodig geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen.
•
Bij stroomuitval of uitschakelen van de pomp kunnen de pomp en
het vacuümsysteem bij geopend handmatig gasballastventiel van de
draaischoepenpomp onbedoeld worden geventileerd. Dit kan tot gevaren leiden,
daarom de geschikte veiligheidsmaatregelen treffen (bijv. inbouw van een
elektromagnetisch gasballastventiel).
•
De pompt start automatisch na wegvallen en herstellen van de voedingsspanning
(bijv. na een stroomuitval). Controleer of door het automatisch herstarten van de
pomp geen gevaar voor personen en installaties ontstaan. Tref dienovereenkomstige
veiligheidsvoorzieningen (bijv. afsluitventiel, relaisschakelaars, beveiliging tegen
herstarten), indien een automatische herstart van de pomp een gevaarlijke
situatie kan veroorzaken.
Absoluut verhinderen dat het gas kan ophopen of condens terug kan stromen.
Waterslag in de pomp vermijden.
Let op bij condenseerbare dampen:
Alleen met een bedrijfswarme pomp en volgens de dampverdraagzaamheid
afzuigen. Bij erg grote dampvolumes het gasballastventiel openen.
De gebruiker moet ervoor zorgen dat de installatie ook in geval van storing in een
veilige toestand wordt gebracht. De gebruiker moet geschikte veiligheidsmaatregelen
treffen (voorzorgsmaatregelen die rekening houden met de eisen voor de betreffende
toepassing) tegen uitval of een defect aan het apparaat.
Een zelfhoudende thermische wikkelingsbeveiliging schakelt de motor bij te
hoge temperaturen uit.
Let op: Kan alleen handmatig worden gereset. De pomp uitschakelen of de stekker
uit het stopcontact trekken. De oorzaak van de oververhitting opsporen en verhelpen.
Wacht eerst ca. vijf minuten voordat de pomp weer wordt ingeschakeld.
Pagina 10 van 40