aanslaat.
J: Crank 2-knop (aanslaan): Gebruikt om te zorgen dat de startmotor in de stand 'HAND' handmatig met batterij 2
aanslaat.
K: Stopknop: Gebruikt om de motor stop te zetten als alle startvoorwaarden zijn verdwenen.
L: Testuitvoerknop: Voor het handmatig uitvoeren van een test. Let op dat er tijdens de test water door de afvoer
stroomt.
M: Contextueel navigatieblok: Gebruikt voor navigatie naar specifieke pagina's. Als het blok actief is, verschijnt er
een klein pictogram als symbool voor het contextuele navigatieblok in de rechteronderhoek van een pagina. Als u
op het kleine blokpictogram drukt, verschijnt er een menu waarin de specifieke functies van de pijlen wordt
uitgelegd. Op de pagina met de logboeken is het bijvoorbeeld mogelijk om tussen de grafische of tabelstand te
wisselen en door de tabellen of helppagina's te navigeren.
N: Helpknop: De helpknop is contextgevoelig. Als op de helpknop wordt gedrukt, verschijnt altijd de specifieke
pagina die betrekking heeft op de werkelijke ViZiTouch-pagina die werd geselecteerd.
O: RS-485 connector
P: CAN-busconnector naar IO-kaarten
Q: USB 2.0-connector
R: Ethernet-connector
S: Connector voor thermo-element van K-type
T: Alarmbel-connector
Alarmbel
De alarmbel wordt geactiveerd onder standaard voorwaarden en optionele of door de gebruiker gedefinieerde voorwaarden.
Bij het optreden van een van deze voorwaarden wordt de alarmbel geactiveerd, maar het geluid daarvan kan met
uitzondering van enkele gevallen worden onderdrukt door op de membraanknop 'Alarms / silence' te drukken. Als het geluid
van de alarmbel is onderdrukt, begint de alarmbel opnieuw te rinkelen als er een nieuwe standaard voorwaarde optreedt, of
als de alarmvoorwaarden na 24 uur nog steeds hetzelfde zijn. De alarmbel houdt automatisch op met rinkelen als de
alarmvoorwaarden niet meer aanwezig zijn.
Opmerking: afhankelijk van de fabrieksinstellingen kunnen optionele voorwaarden door externe voorwaarden worden
geactiveerd. Bekijk de tekeningen die in de kast zijn aangebracht.
Standaard voorwaarden:
-
Te hoog toerental van de motor
-
Motoroliedruk te laag
-
Koelvloeistoftemperatuur van motor hoog
-
Motor start niet
-
Batterijstoring 1-2
-
Te hoge druk in het systeem
-
Storing bij brandstofinjectie van motor
-
Storing bij gelijkstroom
-
Communicatie met IO-kaarten verbroken
-
CAN-systeem uitgevallen
-
Storing in bestandssysteem
-
21