HOOFDSTUK 4 - MACHINEBEDIENING
RIJD NIET DWARS OP HELLINGEN DIE STEILER ZIJN DAN 5 GRADEN.
VERMIJD TERREINGESTELDHEDEN WAARDOOR DE MACHINE KAN
KANTELEN.
WEES UITERST VOORZICHTIG WANNEER U ACHTERUIT RIJDT EN
STEEDS WANNEER U MET HET PLATFORM OMHOOG RIJDT EN WAN-
NEER U RIJDT TERWIJL EEN DEEL VAN DE MACHINE ZICH BINNEN 1,8
METER (6 FT) VAN EEN OBSTAKEL BEVINDT.
CONTROLEER VOORDAT U GAAT RIJDEN OF DE GIEK ZICH BOVEN DE
ACHTERAS BEVINDT. ALS DE GIEK ZICH BOVEN DE STUURWIELEN
BEVINDT, IS DE BEWEGING VAN DE STUUR- EN RIJHENDELS OMGE-
KEERD AAN DE BEWEGING VAN DE MACHINE.
Vooruit en achteruit rijden
DE VOETSCHAKELAAR MOET WORDEN INGEDRUKT VOORDAT EEN
FUNCTIE WORDT GEACTIVEERD, ANDERS WERKT DE FUNCTIE NIET.
1. Als de machine wordt stopgezet, moet de noodstopscha-
kelaar op het grondbedieningsstation worden uitgetrok-
ken en de keuzeschakelaar Platform/Grond op Platform
worden gezet.
4-6
2. Trek de noodstopschakelaar op het platformbedienings-
station uit en activeer de voetschakelaar.
3. Plaats de rijregelaar naar wens op vooruit of achteruit. De
hoek van de regelaar bepaalt de rijsnelheid.
Deze machine is voorzien van een 'Besturingsrichting'-contro-
lelampje. Het gele lampje op het platformbedieningspaneel
geeft aan dat de giek over de achterbanden is gezwenkt en
dat de machine in de omgekeerde richting van de beweging
van de bedieningsstations kan worden bestuurd/gereden. Als
het controlelampje brandt, bedient u de besturingsfunctie op
de volgende manier:
1. Stem de zwarte en witte richtingspijlen op zowel het plat-
formbedieningspaneel als het chassis overeen om de
beweegrichting van de machine te bepalen.
2. Druk op de Overname van besturingsrichting-schakelaar
en laat los. Beweeg binnen de 3 seconden het Bestu-
ringsbedieningsstation naar de pijl zodat deze met de
bedoelde richting van de machinebeweging overeen-
stemt. Het controlelampje knippert gedurende het inter-
val van 3 seconden totdat de besturingsfunctie is
geselecteerd.
– JLG Hoogwerker –
3122508