Oliepeilcontrole bij de maaibalk
• De oliehoeveelheid moet, onder normale omstandigheden,
jaarlijks bijgevuld worden.
Let op
R e i n i g i n g s -
onderhoudswerkzaamheden alleen
uitvoeren bij stilstaande machine en
neergelaten maai-units.
1. Maaibalk aan één kant (ter grootte van X3)
heffen en steunen.
X3 = X2 + X1
X1 = afstand van de bodem tot de bovenzijde van de
kuip rechts
X2 = afstand van de bovenzijde van de kuip links tot de
bovenkant van de kuip rechts
X3
X2
NOVADISC 400 X2 = 220 mm
• De kant waar zich de olievulschroef bevindt, blijft op
de bodem.
• De maaibalk aan de andere kant (X1) heffen en met
passende hulpmiddelen ondersteunen.
2. Maaibalk in deze positie ca. 15 minuten laten
staan.
• Deze tijd is nodig om alle olie onder in de maaibalk
te laten zakken.
3. Olievulplug (63) uitnemen.
Oliepeil via de opening (63) meten.
1601_D-ONDERHOUD_389
4. Oliepeil controleren
e n
Het oliepeil is correct als de transmissieolie tot aan de
onderkant van de vulschroef (63) (OIL LEVEL) komt.
X1
5. Olie bijvullen
De ontbrekende hoeveelheid olie bijvullen.
63
ONDERHOUD EN REPARATIE
Belangrijk bij het meten van het oliepeil:
De lengte van de maaibalk wordt
opgevijzeld.
De breedte van de maaibalk moet zich
precies in horizontale positie bevinden.
(zie afbeelding).
OIL LEVEL
TD17/99/10
Aanwijzingen
• Te veel olie leidt tijdens de werkzaamheden
tot oververhitting van de maaibalk.
• Te weinig olie brengt de benodigde
smering in gevaar.
- 20 -
NL