Algemene zaagtechniek
Zware takken breken gemakkelijk af bij het zagen. Er scheuren dan
lange repen bast uit de stam, wat langdurige schade aan de boom tot
gevolg heeft. Met de volgende zaagtechniek kunt u dit risico aanzienlijk
verminderen:
• Zaag de tak eerst van onderen op ongeveer 10 cm van de stam in.
• Maak op ongeveer 15 cm van de stam van bovenaf een volgende
zaagsnede.
• Zaag verder totdat de tak afbreekt. Er is nu geen risico op schade aan
de bast van de stam.
• Verwijder tot slot de resterende stomp met een zuivere snede in het
verlengde van de stam.
• Om de schade aan de boom tot een minimum te beperken, adviseren
we om daarna de wond af te dekken met wondbalsem.
Gevaren door reactiekrachten
Tijdens het gebruik van de zaagketting (31) treden reactiekrachten op.
De krachten die op het hout worden uitgeoefend, zijn tegengesteld aan
de kracht van de gebruiker. Deze treden op als de lopende zaagketting
(31) in contact komt met een vast object, zoals een tak, of vastgeklemd
raakt. Door deze krachten kunt u de controle over het apparaat verlie-
zen, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Inzicht in de oorzaak van deze krachten kan u helpen een schrikreactie
en het verlies van de controle te voorkomen.
Deze zaag is zodanig ontworpen dat de terugslageffecten minder ingrij-
pend zijn dan bij traditionele kettingzagen.
Houd het apparaat echter altijd stevig vast en zorg voor een goede
werkhouding om in geval van twijfel de controle te behouden.
De meest voorkomende effecten zijn:
• terugslag
• terugstoot
• Naar voren trekken
terugslag
De terugslag kan optreden, als de lopende zaagketting (31) met het
bovenste kwart van het zaagblad (32) een vast object raakt of vastge-
klemd raakt.
De zaagkracht van de zaagketting (31) oefent een rotatiekracht uit op
de zaag, die tegengesteld is aan de richting van de zaagkettingbewe-
ging. Dit leidt tot een opwaartse beweging van het zaagblad (32).
Terugslag (kickback) voorkomen
De beste bescherming is om situaties te voorkomen die leiden tot terug-
slag.
• Houd de positie van het bovenste geleideblad altijd in de gaten.
• Laat dit onderdeel nooit in contact komen met een voorwerp. Zaag
hier niets mee. Wees vooral voorzichtig in de buurt van metalen afras-
teringen en bij het zagen van kleine, harde takken waarin de zaagket-
ting (31) gemakkelijk kan vastklemmen.
• Zaag slechts één tak tegelijk.
Naar voren trekken
Naar voren trekken ontstaat als de zaagketting (31) plotseling vast komt
te zitten aan de onderzijde van het zaagblad, omdat het vastgeklemd
wordt of een vreemd voorwerp in het hout raakt. De zaagketting (31)
trekt dan de zaag naar voren.
Het naar voren trekken treedt vooral op als de zaagketting (31) niet op
volle snelheid draait als deze in contact komt met hout.
Naar voren trekken voorkomen
Wees bewust van de krachten en situaties, die kunnen leiden tot het vast-
klemmen van de zaagketting (31) aan de onderzijde van het zaagblad
(32). Begin altijd pas met zagen wanneer de zaagketting (31) op volle
snelheid draait.
terugstoot
De terugstoot ontstaat als de zaagketting (31) plotseling vast komt te zit-
ten aan de bovenzijde van het zaagblad, omdat het vastgeklemd wordt
of een vreemd voorwerp in het hout raakt. De zaagketting (31) kan de
zaag dan met een schok tegen de gebruiker aan drukken. Terugstoten
komen vaak voor als de bovenzijde van het zaagblad voor het zagen
wordt gebruikt.
Terugstoot voorkomen
Wees bewust van de krachten en situaties, die kunnen leiden tot het vast-
klemmen van de zaagketting (31) aan de bovenzijde van het zaagblad.
Zaag slechts één tak tegelijk. Kantel het zaagblad (32) niet naar de
zijde als u dit uit een zaagsnede trekt, omdat de zaagketting (31) anders
vastgeklemd kan worden.
13. Transport (afb. 2/3)
Als u het apparaat wilt transporteren, moet u de brandstoftank legen
(zie 10.3.1). Verwijder grof vuil van het apparaat met een borstel of
handveger.
Monteer de veiligheidsafdekkingen (15a, 21 en 34) bij buiten gebruik,
transport of opslag altijd aan de snij-inrichtingen.
Om beschadigingen en verwondingen te voorkomen, moet u het appa-
raat bij het transport in voertuigen tegen omvallen en wegglijden borgen.
14. Onderhoud
LET OP:
Bij alle werkzaamheden aan en rond het snijgereedschap altijd veilig-
heidshandschoenen dragen.
Monteer de veiligheidsafdekkingen (21 en 34) bij buiten gebruik, trans-
port of opslag altijd aan de snij-inrichtingen.
Schakel altijd de motor uit en verwijder de bougiestekker (6) alvorens de
onderhouds- of reinigingswerkzaamheden uit te voeren.
• Besproei het apparaat nooit met water. Dit beschadigd de motor.
• Reinig het apparaat met een doek, een handveger etc.
• Gebruik voor de reiniging van de kunststof een vochtige doek. Geen
reinigingsmiddelen, oplosmiddelen of scherpe voorwerpen gebruiken.
• Bij gebruik van de motorzeis / gazontrimmer (12) wikkelt zich om
technische redenen, tijdens de werkzaamheden, nat gras en onkruid
om de aandrijfas onder de beschermingsplaat (14). Verwijder dit om-
dat de motor anders door hoge wrijving oververhit raakt. (Afb. 18)
Reinig en onderhoud het apparaat voordat u het opslaat.
14.1 Regelmatige controles
Houd er rekening mee dat de volgende gegevens van toepassing zijn op
een normaal gebruik.
Onder bepaalde omstandigheden (langere dagelijkse werkzaamheden,
sterke stofbelasting, etc.) moeten de aangegeven intervallen overeen-
komstig worden verkort.
NL/BE
67