6.1.2 Voor ingebruikname
m Let op!
• Tijdens het maaien moeten er altijd slipvaste veiligheidsschoenen en
overeenkomstige veiligheidskleding, zoals veiligheidshandschoenen,
veiligheidshelm, veiligheidsmasker, veiligheidsbril en gehoorbescher-
ming worden gedragen.
• Controleer het terrein, waarop het apparaat wordt gebruikt en verwij-
der voorwerpen die vastgegrepen en weggeslingerd kunnen worden.
• Voor gebruik en na het laten vallen of andere stotende inwerkingen
moet door een visuele controle altijd worden gecontroleerd of het snij-
gereedschap, bevestigingsbouten en het gehele maaielement bescha-
digd zijn. Versleten of beschadigd snijgereedschap en bevestigings-
bouten moeten worden vervangen.
• Voor gebruik moet door een visuele controle altijd worden gecontro-
leerd of het snijgereedschap versleten of beschadigd is. Om eventueel
onbalans te vermijden moeten versleten of beschadigde snijgereed-
schappen en bevestigingsbouten altijd per set worden vervangen.
6.2 Aanwijzingen arbeidsveiligheid voor motorzeis / ga-
zontrimmer
6.2.1 Veiligheidsvoorzieningen
Bij het werken met het apparaat moet de overeenkomstige kunststofbe-
schermkap voor de motorzeis of gazontrimmer gemonteerd zijn om het
wegslingeren van voorwerpen te voorkomen.
m Waarschuwing!
• Maai nooit wanneer er personen, kinderen of dieren in de buurt zijn.
• Houd een veiligheidsafstand van 15 m aan. Bij benadering, schakel
het apparaat direct uit.
6.2.2 Aanwijzingen arbeidsveiligheid voor gazontrimmer
6.2.2.1 Voorbereiding
• Draag nauwsluitende werkkleding, die bescherming biedt, zoals een
lange broek, stevige veiligheidsschoenen, slijtvaste veiligheidshand-
schoenen, een veiligheidshelm, een veiligheidsmasker voor het gezicht
of een veiligheidsbril ter bescherming van de ogen en goede oorwat-
ten of een ander gehoorbescherming tegen lawaai.
• Gebruik altijd de meegeleverde draagriem.
• Let erop dat de grepen droog en schoon zijn en er geen bezinemeng-
sel op zit.
• Controleer voor het werken het terrein op voorwerpen, zoals metalen
delen, flessen, stenen, die weggeslingerd kunnen worden en daardoor
verwondingen bij de gebruiker kunnen veroorzaken.
• Voordat u de motor start, controleer of de gazontrimmer niet met hin-
dernissen in aanraking komt.
• Gebruik het apparaat pas, als u zich er vertrouwd mee voelt.
6.2.2.2 Elektrische veiligheid
• Gebruik het apparaat nooit in de buurt van licht ontvlambare vloeistof-
fen of gassen, niet in gesloten ruimtes of in de open lucht. Dit kan tot
explosies en/of brand leiden.
• Werk niet met een beschadigd, onvolledig of gewijzigd apparaat zon-
der goedkeuring van de fabrikant. Gebruik het apparaat nooit met
defecte beschermende uitrusting. Gebruik het apparaat niet bij een
defecte aan/uit-schakelaar. Controleer het apparaat als het is geval-
len op significante schade of defecten.
6.2.2.3 Veiligheid van personen
• Uitsluitend voldoende opgeleide personen en volwassen mogen het
apparaat bedienen, instellen en onderhouden.
56
NL/BE
• Als u niet vertrouwd bent met het apparaat, gebruik het dan niet bij
een draaiende motor.
• De uitlaat niet aanraken.
• Het apparaat niet onder invloed van alcohol of drugs gebruiken.
• Houd het apparaat altijd met beide handen vast. Daarbij moeten de
duimen en vingers de grepen omsluiten.
• Arbeidshouding: Het apparaat niet in oncomfortabele positie, niet bij
ontbrekend evenwicht, met uitgestrekte armen of slechts met één hand
bedienen.
• Zorg er altijd voor dat u stevig staat.
• Gebruik het apparaat niet als er toeschouwers of dieren direct in
de buurt zijn. Houd tijdens de maaiwerkzaamheden een minimale
afstand van 15 meter aan tussen gebruiker en andere personen of
dieren. Houd bij afmaaiwerkzaamheden tot de grond een minimale
afstand van 30 meter tussen gebruiker en andere personen of dieren.
• Bij maaiwerkzaamheden op een helling moet u altijd onder het snijge-
reedschap staan. Maai of trim nooit op een gladde, glibberige heuvel
of helling.
• Elke verandering aan het product kunnen de persoonlijke veiligheid in
gevaar brengen en laten de fabrieksgarantie vervallen.
• Kinderen moeten onder toezicht staan om ervoor te zorgen dat zij niet
met het apparaat spelen.
• Gebruik het apparaat nooit als dit beschadigd is over defecten ver-
toond.
6.2.2.4 Gebruik en behandeling
• Gebruik het apparaat alleen voor het voorziene doel, zoals gazon-
trimmen, maaiwerkzaamheden, snoeien, snijden en trimmen van heg-
gen en struiken.
• Gebruik het apparaat niet gedurende een langere tijd, neem regel-
matig pauzes.
• Let erop dat schroeven en verbindingselementen goed zijn aange-
haald. Bedien het apparaat nooit, indien dit niet correct ingesteld, niet
volledig of veilig samengesteld is.
• Open de benzinetank langzaam, om eventuele druk af te laten, die
zich in de benzinetank heeft gevormd. Om brandgevaar te voorkom,
blijf minimaal 3 meter uit de buurt van de tankzone, voordat u het
apparaat start.
• Breng de gazontrimmer tot de gewenste hoogte. Zorg ervoor dat
kleine voorwerpen (bijv. stenen) niet in contact met de gazontrimmer
komen.
• Houd de gazontrimmer altijd op de grond als het apparaat in gebruik
is.
• Het apparaat alleen gebruiken als de overeenkomstige beschermkap
geïnstalleerd en in goede toestand is.
• Gebruik geen ander snijgereedschap. Gebruik voor uw eigen vei-
ligheid alleen de accessoires en hulpapparaten, die in de gebruiks-
handleiding worden aangegeven. Bij gebruik van andere dan in de
gebruikshandleiding aanbevolen snijgereedschappen of accessoires
kan gevaar voor persoonlijk letsel voor u betekenen.
• Trim en snijd altijd in het bovenste toerentalbereik. Laat de motor aan
het begin van het maaien of tijdens het trimmen nooit in een lager
toerental lopen.
• Zorg ervoor dat het apparaat bij het starten en tijdens het werken niet
met de ondergrond, stenen, draad of andere vreemde voorwerpen in
contact komt.
• Schakel het apparaat uit voordat u dit wegzet.
• Zet de motor altijd vóór werkzaamheden aan het snijgereedschap uit.