m Let op
In noodgevallen kan er aan de veiligheidslus (b) aan de draagriem (35)
worden getrokken. De machine wordt dan direct losgekoppeld van de
draagriem (35) en valt op de grond
m Let op:
Ga bij deze werktechniek met bijzondere voorzichtigheid te werk. Des
te groter de afstand van het snijgereedschap tot aan de grond is, des te
groter is het gevaar dat snoeisel en vreemde voorwerpen naar de zijde
worden geslingerd.
11.1.2 Motor uitzetten
1.
Druk de aan/uit-schakelaar (3) naar de Uit-positie "0".
2.
Wacht totdat de motor tot stilstand is gekomen, voordat u het ap-
paraat weglegt.
12. Werkinstructies
LET OP:
Houd het gereedschap alleen aan de geïsoleerde handgrepen vast, om-
dat het snijmes in aanraking kan komen met verborgen stroomleidingen.
Als het snijmes in contact komt met een onder spanning staande kabel,
kunnen de metalen onderdelen van het apparaat onder spanning komen
te staan en elektrische schokken veroorzaken.
12.1 Werken met de motorzeis / gazontrimmer (12)
Bij het werken met de motorzeis / gazontrimmer (12) moet de bescher-
mingsplaat motorzeis / gazontrimmer (14) voor mes- resp. draadbedrijf
gemonteerd zijn om het wegslingeren van voorwerpen te voorkomen.
Het snijmes beschermingsplaat motorzeis / gazontrimmer (14a) in de
beschermingsplaat motorzeis / gazontrimmer (14) snijdt de draad auto-
matisch op de optimale lengte af. (Afb. 7)
12.1.1 Maaien met de motorzeis (12)
• Zorg ervoor dat u bij een uitgeschakeld apparaat vertrouwd raakt met
de bediening en geleiding, als u voor de eerste keer met de motorzeis
(12) werkt.
• De motorzeis (12) is zo ontworpen dat deze door de gebruiker uitslui-
tend aan de rechterkant van het lichaam wordt geleid.
• Houd de motorzeis (12) altijd met beide handen aan de achterste
handgreep (5) en de voorste handgreep (10) vast.
• Houd met de rechterhand de achterste handgreep (5) en met de lin-
kerhand de voorste handgreep (10) vast.
• Let er altijd op dat het snijgereedschap nog korte tijd doordraait nadat
de gashendel is losgelaten.
• Let altijd op optimaal vrijlopen met stationaire motor, zodat het snij-
gereedschap bij een niet ingedrukte gashendel (9) niet meer draait.
• Werk altijd met een hoger toerental, zo krijgt u het beste snijresultaat.
• Zwenk het apparaat gelijkmatig met boogvormige bewegingen van
links naar rechts en weer terug. Maai vervolgens de volgende baan.
(Afb. 16)
• Let op: Beweeg het apparaat altijd eerst terug naar de uitgangspositie
voordat u de volgende baan maait.
• Als u bij werkzaamheden tegen een steen of boom stoot, schakel de
motor uit en verwijder de bougiestekker (6). Onderzoek vervolgens de
motorzeis (12) op beschadigingen.
• Let op: Bij werkzaamheden op lastig terrein en op hellingen altijd bij-
zonder voorzichtig te werk gaan. Snijd bij hoog gras altijd trapsgewijs
om het apparaat niet te overbelasten. Snijd eerst de uiteinden, werk
vervolgens trapsgewijs verder.
• Draag altijd een veiligheidsbril en gehoorbescherming en bij ontbos-
singswerkzaamheden een veiligheidshelm.
• Bij het gebruik van metalen snijgereedschap bestaat altijd het gevaar
voor terugslag, als het gereedschap op een vast hindernis stuit (ste-
nen, bomen, takken enz.). Daarbij wordt het apparaat tegen de draai-
richting in terug geslingerd.
• Bij wildgroei en kreupelhout "doopt" u de motorzeis (12) van bovenaf
in. Het maaisel wordt dan fijngehakt
• Let op! Het snijmes (15) loopt na! Rem het snijmes (15) niet met de
hand af.
• Houd het snijmes (15) / het maaielement van de motorzeis (12) uit de
buurt van uw voeten.
LET OP:
Ga bij deze werktechniek met bijzondere voorzichtigheid te werk. Des
te groter de afstand van het snijgereedschap tot aan de grond is, des te
groter is het gevaar dat snoeisel en vreemde voorwerpen naar de zijde
worden geslingerd.
12.1.2 Maaien met de gazontrimmer
• Gebruik de spoel (16) om ook aan oneffen randen, omheiningen en
bomen een nette snede te verkrijgen.
• Geleid de trimdraad voorzichtig langs een hindernis en snij met de
draadpunt om de hindernis heen. Bij contact van de trimdraad met
stenen, bomen en muren rafelt de draad vroegtijdig af of breekt.
• Vervang de kunststof draad nooit door een metalen draad - gevaar
voor letsel!
12.1.2.1 Trimdraad-automatiek (afb. 17)
• De gazontrimmer wordt met een gevulde spoel (16) geleverd.
• De draad slijt tijdens de werkzaamheden.
• Om ervoor te zorgen dat de nieuwe draad wordt toegevoerd, drukt u
de trigger (16a) aan de spoel (16) bij draaiende motor krachtig op
de grond.
• De draad wordt door de centrifugale kracht automatische vrijgege-
ven. Door het snijmes op de beschermingsplaat (14a) wordt de draad
in de juiste lengte afgesneden.
12.2 Werken met de heggenschaar (17)
• De heggenschaar is geschikt voor het snijden van heggen, bosjes en
struiken.
• Houd de heggenschaar met beide handen op veilige afstand van het
lichaam.
• De maximale snijdiameter is afhankelijk van de houtsoort, de leeftijd,
het vochtgehalte en de hardheid van het hout.
• Snoei daarom de hele dikke takken met een takkenschaar terug op de
gewenste lengte voordat de haag wordt geknipt.
• De heggenschaar kan door zijn dubbelzijdige messen vooruit en ach-
teruit of door zwenkbewegingen van de ene naar de andere kant
worden gebracht.
• Snoei eerst de zijkanten van de heg en daarna pas de bovenkant.
• Snoei de heg van onderen naar boven.
• Snij de heg trapezevormig. Zo voorkomt u dat de onderkant van de
heg kaal wordt als gevolg van lichtgebrek.
• Span een koord langs de bovenkant van de haag wanneer u de bo-
venkant van de haag gelijkmatig wilt knippen.
• Knip in meerdere passages als sterk moet worden teruggesnoeid.
• Verwijder beslist vreemde objecten uit de heg (bijv. draad), aangezien
deze de messen van de heggenschaar kunnen beschadigen.
• Let op! De messen draaien na! Rem de messen niet af met de hand.
NL/BE
65