5.2.2
Aanvullende inbouw-
werkzaamheden
Vuilfilter
SAMSON adviseert vóór de ventielbehui-
zing een SAMSON-vuilfilter in te bouwen.
Een vuilfilter voorkomt dat deeltjes van vaste
stoffen in het doorstromende medium het re-
gelventiel beschadigen.
Bypass en blokkeerventielen
SAMSON adviseert vóór het vuilfilter en
achter het regelventiel steeds een blokkeer-
ventiel in te bouwen en een bypass te creë-
ren. Dankzij een bypass hoeft bij onder-
houds- en reparatiewerkzaamheden aan het
ventiel niet de gehele installatie buiten be-
drijf gesteld te worden.
Isolatie
Regelventielen met balg- of isoleerdeel mo-
gen bij mediumtemperaturen onder 0 °C
(32 °F) of boven 220 °C (428 °F) slechts tot
de dekselflens van de behuizingen geïso-
leerd worden.
Ventielen die conform NACE MR 0175 ge-
monteerd worden en waarvan de schroeven
en moeren niet geschikt zijn voor een zuur-
gasomgeving, mogen niet geïsoleerd worden.
Testaansluiting
Bij de uitvoering met een metaalbalgafdich-
ting kan aan de bovenste flens een testaan-
sluiting (G
) gebruikt worden om de dicht-
1
/
8
heid van de balg te controleren.
In het bijzonder bij vloeistoffen en dampen
adviseert SAMSON aldaar een geschikte le-
kindicatie aan te sluiten (zoals bijv. een con-
EB 8012 NL
Montage en inbedrijfstelling
tactmanometer, afloop in een open container
of kijkglas).
WAARSCHUWING
!
Gevaar voor letsels door onder druk staande
onderdelen en ontsnappend medium!
Schroef van de testaansluiting niet tijdens de
werking losmaken.
Grijpbeveiliging
Om het gevaar voor beknelling door bewe-
gende onderdelen (aandrijvingsstang en
klepsteel) te verminderen, kan een grijpbe-
veiliging ingebouwd worden.
Geluidsemissies
Ter vermindering van geluidsemissies kunnen
binnengarnituren met geluidsdempers inge-
zet worden (cf. u T 8081).
5.2.3
Regelventiel inbouwen
Uitvoering met flenzen
1. Blokkeerventiel in de leiding sluiten zo-
lang de montage bezig is.
2. Beschermingskappen op ventielope-
ningen verwijderen vóór de montage.
3. Ventiel met geschikt hefwerktuig op de
inbouwplaats opheffen; cf. hfdst. 4.2.2
Hierbij op de stroomrichting van het ven-
tiel letten. Een pijl op het ventiel toont de
stroomrichting.
4. Ervoor zorgen dat de correcte flensaf-
dichtingen ingezet worden.
5. leiding zonder spanning aan het ventiel
schroeven.
33