Opbouw en werking
3.1 Veilige posities
De veilige positie is afhankelijk van de ge-
combineerde aandrijving.
Bij pneumatische aandrijvingen heeft het re-
gelventiel, afhankelijk van de plaatsing van
de drukveren, twee verschillende veilige
posities:
Aandrijfas door veer uitgaand (FA)
Bij een verkleining van de steldruk of bij uit-
val van de hulpenergie bewegen de veren
de aandrijfas naar beneden en sluiten het
ventiel. Opening van het ventiel vindt plaats
bij een groter wordende steldruk tegen de
druk van de veren in.
Aandrijfas die door de veer gaat (FE)
Bij een vermindering van de steldruk of bij
uitval van de hulpenergie bewegen de veren
de aandrijfas naar boven en openen het
ventiel. Sluiting van het ventiel vindt plaats
bij een groter wordende steldruk tegen de
kracht van de veren in.
Tip
De bewegingsrichting van de aandrijving
kan indien nodig omgekeerd worden. Zie
hiervoor de montage- en bedieningshandlei-
ding voor de desbetreffende pneumatische
aandrijving:
u MB 8310-X voor type 3271 en type 3277
16
3.2 Varianten
Door inbouw in een modulair systeem kan
de standaarduitvoering met een isoleerdeel
of een metaalbalgafdichting aangevuld wor-
den.
Uitvoering als microventiel
Bij het microventiel is in de ventielbehuizing
in plaats van de zitting-/plugcombinatie een
microregelelement ingebouwd (beeld 6).
4a
4b
4c
4d
4a
Zittingsbehuizing
4b
Veer
4c
Zitting
4d
Moer
5a
Klepsteel
5b
Plug
beeld 6: Microregelelement
5a
5b
EB 8012 NL