SCHADUWMODUS AFSTANDSBEDIENING - STARTPROCEDURE MOTOR
Voordat u de motor start, moet u de Controlelijst vóór het starten, de Speciale bedieningsinstructies en Procedure
voor het inlopen van de motor in het gedeelte Bediening lezen.
Start of gebruik de buitenboordmotor nooit (zelfs niet kortstondig) zonder dat er water via alle
koelwaterinlaatopeningen in het onderwaterhuis circuleert, om schade aan de waterpomp (droog lopen) of
oververhitting van de motor te voorkomen.
1.
Laat de buitenboordmotor zakken tot de verticale bedrijfsstand. Controleer eerst of alle
koelwaterinlaatopeningen onder water zijn.
2.
Open de ontluchting van de brandstoftank op tanks met handbediende ontluchting.
3.
Knijp enkele keren in de benzinepompbal totdat deze hard aanvoelt.
NB: De motoren starten alleen als de noodstopschakelaar op de stand "RUN" (LOPEN) staat.
4.
Zet de noodstopschakelaar op "RUN" (LOPEN). Raadpleeg Algemene informatie ‑ UIttrekstopschakelaar.
5.
Schakel de buitenboordmotoren in de stand neutraal (N).
BEDIENING.
OPGELET
!
ob00668
ob00348
ob00349
ob00350
50