KENMERKEN EN BEDIENINGSORGANEN
OP CONSOLE GEMONTEERDE FUNCTIES - ENKELE MOTOR
b
a
a -
Bedieningshendel ‑ Vooruit (F), Neutraal
(N) en Achteruit (R).
b -
Trim/opklapschakelaar ‑ Zie Trim‑ en
opklapbekrachtiging.
c -
Actieflampje ‑ Brandt als de
afstandsbediening actief is en klaar voor
gebruik.
d -
Neutraallampje ‑ Brandt als de motor in
neutraal staat. Knippert als de motor in de
stand Alleen‑gas staat.
e -
Selectietoets ‑ Wordt gebruikt om de
schermopties van System View te
selecteren, indien aanwezig. Raadpleeg de
gebruikshandleiding van System Viewvoor
informatie over de schermopties.
d
c
e
h
f
g
f -
Pijl‑trackpad ‑ Gebruikt om door de System
View‑weergaven heen te bladeren, indien
hiermee uitgerust. Raadpleeg de
gebruikshandleiding van System Viewvoor
informatie over de schermopties.
g -
Alleen‑gas/stationselectieknop ‑ Hiermee kan
de bootbestuurder het motortoerental
opvoeren voor warmlopen zonder de motor in
versnelling te schakelen. De bootbestuurder
kan tevens kiezen welk station zal worden
gebruikt voor de functies van het dubbele
dashboard. Raadpleeg Bediening ‑ Motor
starten.
h -
Afstelling arreteerspanning ‑ Zie Bediening ‑
Afstellingen afstandsbediening.
i -
Frictie‑afstelschroef bedieningshendel ‑ Zie
Bediening ‑ Afstellingen afstandsbediening.
27
-
+
i
3410