3.
Knijp enkele keren in de pompbal totdat deze hard aanvoelt.
NB: De motor start alleen als de noodstopschakelaar in de RUN‑stand (LOPEN) staat.
4.
Zet de noodstopschakelaar op RUN (LOPEN) . Zie Algemene informatie ‑ Noodstopschakelaar.
5.
Schakel de buitenboordmotor in de stand neutraal (N).
6.
Vul het brandstofsysteem als volgt als een nieuwe motor voor de eerste maal wordt gestart, als een motor
zonder brandstof heeft gelopen of de brandstof is afgetapt:
a. Knijp in de benzinepompbal totdat deze hard aanvoelt.
b. Draai het contactslot drie seconden naar de stand ON (AAN). Hierdoor wordt de elektrische
brandstofpomp in werking gesteld.
c. Draai het contactslot terug naar de stand OFF (UIT) en knijp weer in de pompbal totdat deze hard
aanvoelt. Draai het contactslot weer drie seconden naar de stand ON (AAN). Blijf deze procedure
uitvoeren totdat de pompbal van de brandstofslang hard blijft.
7.
Draai de contactsleutel naar de START‑stand en laat hem los. Het elektronische startsysteem zal de motor
automatisch tornen om hem te starten. Als de motor niet start, stopt hij met tornen. Draai de sleutel weer
naar de START‑stand en probeer het nogmaals. Herhaal de procedure voor de tweede motor.
8.
Het "ACTIVE"‑lampje op het afstandsbedieningstoetsenblok op de console gaat branden zodra de motor
is gestart en communiceert met de afstandsbediening.
BEDIENING.
ob00350
N
F
3485
45
ob00349
R
3417
ob00354