Start of gebruik de buitenboordmotor nooit (zelfs niet voor eventjes) zonder dat er water door alle
koelwaterinlaatopeningen in het onderwaterhuis circuleert; dit om schade aan de waterpomp (droog lopen) of
oververhitting van de motor te voorkomen.
1.
Laat de buitenboordmotor zakken tot de verticale bedrijfsstand. Controleer eerst of alle
koelwaterinlaatopeningen onder water zijn.
2.
Open de ontluchtingsplug van de brandstoftank (in de vuldop) op brandstoftanks met handbediende
ontluchting.
3.
Knijp enkele keren in de pompbal totdat deze hard aanvoelt.
NB: De motor start alleen als de noodstopschakelaar in de RUN‑stand (LOPEN) staat.
4.
Zet de noodstopschakelaar op RUN (LOPEN) . Zie Algemene informatie ‑ Noodstopschakelaar.
5.
Schakel de buitenboordmotor in de stand neutraal (N).
BEDIENING.
OPGELET
!
ob00668
ob00348
ob00349
ob00350
39