AUTOGORDELS
(2/5)
– plaats de borstriem 1 zo dicht mogelijk bij
de basis van de nek zonder dat deze er
daadwerkelijk tegenaan rust (pas indien
nodig en indien mogelijk de hoogte van
de veiligheidsgordel aan) en zorg ervoor
dat de borstriem 1 in contact is met de
schouder;
– plaats de heupgordel 2 zo dat deze plat
op de dijen en tegen het bekken ligt.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Bijv.: niet
over te dikke kleding of over ertussen gesto-
ken voorwerpen, enz.
1
3
4
Vergrendelen
Trek de band van de gordel langzaam en
rustig over u heen en druk de gesp 3 in de
sluiting 4 (controleer de vergrendeling door
aan de gesp 3 te trekken).
Als de gordel blokkeert, laat hem dan een
stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
Als de autogordel compleet is geblokkeerd,
trek dan langzaam, maar krachtig, aan de
gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten
te trekken. Laat hem zichzelf oprollen en rol
hem opnieuw af.
Als het probleem aanhoudt, dient u een
merkdealer te raadplegen.
A
4
Autogordels voorin
ß
Waarschuwingslampje autogor-
del bestuurder A en, afhankelijk
van de auto, passagier voor
Dit verschijnt op het centrale display wan-
neer het contact wordt ingeschakeld terwijl
de veiligheidsgordel van de bestuurder en/of
de passagier voorin (als de passagiersstoel
bezet is) niet is vastgemaakt.
1.37