BINNENVERLICHTING
1
Binnenlicht
Met de schakelaar 1, kunt u kiezen voor:
– een constant brandende verlichting;
– een verlichting die gaat branden als de
auto wordt ontgrendeld of een van de
portieren wordt geopend. Deze dooft als
de betreffende portieren goed gesloten
zijn en na enige tijd;
– het onmiddellijk uitgaan.
2
Verlichting bagageruimte 2
Deze gaat branden bij het openen van de
bagageruimte.
Het ontgrendelen en het openen van de
portieren en de achterklep zorgen voor
het tijdelijk branden van het plafond-
lampje en van de binnenverlichting.
Wanneer de portieren correct gesloten
zijn, doven het binnenlicht en de andere
lichten bij het vergrendelen of starten
van de motor.
3.17