BANDENSPANNING
A
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Als de bandenspanning niet kan worden
gecontroleerd wanneer de banden koud
zijn, moet u de druk verhogen van 0,2 naar
0,3 bar (of 3 PSI). Verlaag nooit de span-
ning van een warme band.
(1/2)
B: maat van de voorbanden van de auto.
C: maat van de achterbanden van de auto.
D: aanbevolen bandenspanning vooraan.
E: aanbevolen bandenspanning achteraan.
A
B
D
C
E
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. ➥ 2.15.
Na elke aanpassing van de bandenspanning
op een band, moet u de referentiewaarde
voor de bandenspanning resetten. ➥ 2.15.
Voor auto's gebruikt bij
maximale belasting (max.
toegelaten totaalmassa)
De maximumsnelheid is 100
km/uur en de bandenspanning moet
worden verhoogd met 0,2 bar.
➥ 6.6
Kans op klapband.
4.9