32
Sleutels, portieren en ruiten
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat de elektronische
sleutel uit de auto is gehaald.
Als controlelamp d knippert wanneer
de auto aan is, is er een storing in het
systeem. Het aandrijvingssysteem
kan niet worden gestart. Zet de auto
uit en probeer opnieuw te starten.
Als de controlelamp d blijft knippe‐
ren, probeer dan het aandrijvingssys‐
teem met de reservesleutel te starten
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 21, 3 30.
Controlelamp d 3 83.
Buitenspiegels
Bolle vorm
Door de vorm van de spiegel lijken
voorwerpen kleiner dan ze zijn, waar‐
door afstanden moeilijker zijn in te
schatten.
Dodehoekdetectiesysteem 3 189.
Elektrische verstelling
1. Druk op í of ì om de relevante
buitenspiegel te selecteren. Druk
daarna op het bedieningspaneel
om de betreffende spiegel af te
stellen.
2. Druk opnieuw op í of ì om de
selectie van de spiegel ongedaan
te maken.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit
de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.