208
Rijden en bediening
Oplaadmodus selecteren
De oplaadlimietinstelling geeft aan
welke oplaadlimiet moet worden
geselecteerd die overeenkomt met de
capaciteit van de oplaadlocatie. Als
de auto na het aansluiten van de stek‐
ker tekens stopt met opladen of als
een circuitonderbreker steeds blijft
springen, kan het selecteren van een
lagere limietinstelling het probleem
verhelpen.
De oplaadlimietinstelling moet zoda‐
nig worden geconfigureerd dat deze
overeenkomt met de nominale
stroomsterkte van de contactdoos
waarop de oplaadkabel aangesloten
is. Schakel in het scherm
Laadmodus de instelling Laadlimiet
tussen:
● 10 A
● 6 A
De oplaadlimietinstelling moet
worden bijgewerkt, voordat de auto
wordt opgeladen en de oplaadlimiet‐
instelling wordt op een standaard‐
waarde ingesteld wanneer vanuit P
weg wordt geschakeld.
9 Waarschuwing
Als de capaciteit van het elektri‐
sche circuit of het stopcontact
onbekend is, gebruik dan alleen
het laagste oplaadniveau totdat de
capaciteit van het circuit door een
deskundige monteur is vastge‐
steld. Bij een oplaadniveau dat de
capaciteit van het elektrische
circuit of het stopcontact te boven
gaat, is er kans op brand of schade
aan het elektrische circuit.
Elektrische vereisten 3 218.
Voorkeur stroomtarief
De auto schat de begintijd van het
opladen met het oog op het stroom‐
tariefschema, het voorkeursstroom‐
tarieven de geprogrammeerde
vertrektijd voor de huidige dag van de
week. De auto laadt gedurende de
nachtstroomtijden zodanig op dat de
hoogspanningsaccu op de vertrektijd
volledig opgeladen is. Vraag voor
deze modus bij uw elektriciteitsleve‐
rancier om informatie over de stroom‐
tarieven op het oplaadpunt.
Tik in het scherm Laadmodus bij een
geselecteerde Vertrek oplaadmodus
op de optie Meer om Voorkeur elek‐
triciteitstarief te selecteren.