02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
Ruitenwissers
02
B
Ruiten- en koplampsproeiers
Regensensor, aan/uit
Duimwiel
Ruitenwissers uitgeschakeld
De ruitenwissers zijn uitgescha-
keld als de hendel in stand 0 staat.
*
64
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Enkele slag
C
Intervalstand
A
Ononderbroken wissen
Controleer alvorens de ruitenwissers tijdens
de winter in te schakelen of de wisserbladen
niet zijn vastgevroren en de voorruit
sneeuw- en ijsvrij is.
Spuit een ruime hoeveelheid ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit, wanneer de ruiten-
wissers werken. De voorruit moet nat zijn bij
gebruik van de ruitenwissers.
Beweeg de hendel omhoog om
een enkele slag te maken.
U kunt de wissnelheid in de inter-
valstand bijstellen. Draai het duim-
wiel (C) omhoog voor een korter
wisinterval. Draai het omlaag om
het interval te verlengen.
De wissers bewegen op normale
snelheid.
De wissers bewegen op hoge snel-
heid.
BELANGRIJK
BELANGRIJK
Ruiten-/koplampsproeiers
U activeert de sproeiers van de voorruit en de
koplampen door de hendel naar het stuurwiel
toe te trekken. De wissers maken nog enkele
slagen nadat u de hendel hebt losgelaten.
Hogedruksproeiers koplampen*
De hogedruksproeiers van de koplampen ver-
bruiken een grote hoeveelheid sproeiervloei-
stof. Om vloeistof te besparen worden de
koplampen op een van de onderstaande
manieren gesproeid.
Dimlicht ingeschakeld met de knop op het ver-
lichtingspaneel:
De eerste keer dat u de voorruit sproeit, wor-
den ook de koplampen gesproeid. Vervolgens
worden de koplampen iedere vijfde sproei-
beurt van de voorruit gesproeid, zolang er
maximaal tien minuten tussen de eerste en
vijfde sproeibeurt zitten. Bij langere intervallen
worden de koplampen iedere keer gesproeid.
Stadslichten/parkeerlichten vóór en achter-
lichten ingeschakeld met de knop op het ver-
lichtingspaneel:
•
De actieve xenonkoplampen worden
slechts iedere vijfde sproeibeurt
gesproeid, ongeacht de tijd die is verstre-
ken.
•
Halogeenkoplampen worden niet
gesproeid.