09 Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
09
BELANGRIJK
Om aan vereisten voor de gespecificeerde
service-intervallen te voldoen worden alle
motoren in de fabriek gevuld met een spe-
ciaal aangepaste, synthetische motorolie.
De oliesoort werd met grote zorg geselec-
teerd lettend op de levensduur van de
motor, de startgewilligheid, het brandstof-
verbruik en de milieu-impact.
Om de aanbevolen service-intervallen aan
te kunnen houden dient u een goedge-
keurde motoroliesoort te gebruiken.
Gebruik alleen een oliesoort van de voorge-
schreven kwaliteit (zie sticker in motor-
ruimte) en dat zowel bij het bijvullen als ver-
versen van olie. Een negatieve invloed op de
levensduur van de motor, de startgewillig-
heid, het brandstofverbruik en de milieu-
impact is anders niet uitgesloten.
Volvo Car Corporation wijst alle garantie-
claims af bij gebruik van een motorolie die
niet voldoet aan de voorgeschreven kwali-
teits- en viscositeitseisen.
Volvo hanteert uiteenlopende systemen om te
waarschuwen voor een laag oliepeil of een lage
oliedruk. Bij de modellen die zijn voorzien van
een oliedruksensor wordt gebruik gemaakt van
een waarschuwingslampje voor de oliedruk. Bij
modellen met een olieniveausensor wordt
gewaarschuwd met een waarschuwingslampje
midden op het instrumentenpaneel en met dis-
226
playteksten. Op bepaalde modellen zijn beide
systemen aanwezig. Voor meer informatie
adviseert Volvo u contact op te nemen met een
erkende Volvo-dealer.
Bij een nieuwe auto is het belangrijk om het
oliepeil te controleren, voordat de olie voor de
eerste keer volgens schema moet worden ver-
verst. Het Service- en garantieboekje geeft aan
bij welke kilometerstand u de olie moet verver-
sen.
Volvo adviseert u het oliepeil om de 2500 km
te controleren. De betrouwbaarste meting
wordt verkregen bij een koude motor vóór de
start. Meteen na het afzetten van de motor
krijgt u een verkeerd resultaat. De peilstok
geeft dan een te laag peil aan, omdat de olie
geen tijd heeft gehad om terug te lopen naar
het oliecarter.
Peil controleren
De olie moet binnen het gemarkeerde gebied op
de peilstok staan.
Oliepeil controleren bij een koude motor
1. Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat
meten.
2. Controleer het oliepeil met de peilstok. De
olie moet tussen het MIN- en MAX-
streepje staan.
3. Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt,
kunt u om te beginnen 0,5 liter olie bijvul-
len. Vul bij totdat de olie dichter bij het
MAX-streepje dan bij het MIN-streepje op
de peilstok ligt. Voor de aan te houden
hoeveelheid, zie pagina 293.