KOPIEERAPPARAAT►VOORDAT U HET APPARAAT ALS KOPIEERAPPARAAT GEBRUIKT
KOPIEERPROCEDURE
In dit gedeelte worden de belangrijkste procedures uitgelegd voor kopiëren. Selecteer instellingen in de onderstaande
volgorde om ervoor te zorgen dat het kopiëren probleemloos verloopt.
Raadpleeg voor gedetailleerde procedures voor het selecteren van instellingen, de uitleg van elke instelling in dit
hoofdstuk.
Schakel over naar de kopieerfunctie.
1
► KOPIEERMODUS (pagina 2-2)
2
Selecteer de gewenste functies.
3
Geef het origineelformaat, de belichting, de resolutie, enzovoort op.
Verwijs zo nodig naar de volgende functies voor de instelling.
• Papierformaat
• Dubbelz. Kopie
• Kopieerfactor
• Origineel
►pagina 2-11
• Belichting
►pagina 2-8
• N-Up
►pagina 2-19
• Card shot
►pagina 2-21
Druk op de toets [START] om te beginnen kopiëren.
4
Wanneer u slechts één set kopieën maakt, hoeft u het aantal kopieën niet op te geven.
• Druk op de toets [CA] om alle instellingen te annuleren.
Wanneer u op de toets [CA] drukt, worden alle eerder geselecteerde instellingen gewist en keert u terug naar het
basisscherm.
• Als u een kopieeropdracht wilt annuleren, drukt u op de toets [C] of de toets [CA]. Als u op de toets [C] drukt, worden
de kopieerinstellingen onthouden. Als u op de toets [CA] drukt, worden de instellingen geannuleerd. Als u op de toets
[STOP] (
) drukt terwijl er wordt gekopieerd, verschijnt een bevestigingsscherm met de vraag of u de
kopieeropdracht wilt annuleren.
• Twee of meer sets kopieën maken:
Druk op de kopieweergavetoets om het aantal kopieën op te geven.
►pagina 2-4
►pagina 2-7
►pagina 2-10
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de
automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
► AUTOMATISCHE DOCUMENTINVOEREENHEID
(pagina 1-30)
► GLASPLAAT (pagina 1-32)
2-3