3.3.2 Instelling van het vacuüm
1. Schakel het apparaat opnieuw in door het indrukken van de in-/ uitschakelaar
(afb. 21(F)).
2. Selecteer het gewenste vacuümbereik door de overeenkomstige toets („Low",
„Medium" of „High") op het bedieningsveld in te drukken (afb. 21(A, B, C)).
Zoals beschreven in hoofdstuk 3.3.1, komen de toetsen voor de
vacuüminstelling steeds overeen met bepaalde vacuümbereiken.
3. Via de nevenluchtregeling op de vingertip kunt u het ingestelde vacuüm bovendi-
en fijn regelen (afb. 22).
Afb. 22
4. Om het apparaat uit te schakelen, houd u de in-/uitschakeltoets (afb. 21(F))
gedurende 1-2 seconden lang ingedrukt.
3.3.3 Afzuiging
1. Voer het afzuigproces zodanig uit als u door het vakpersoneel werd geïnstrueerd.
2. Bestuur het afzuigproces en het gewenste vacuüm met de nevenlucht opening
op de vingertip (afb. 22).
3. Stel het apparaat na de afzuiging volgens hoofdstuk 3.4 buiten werking.
Let in elk geval op hoofdstuk 2.4 voor belangrijke aanwijzingen voor de om-
gang met het bacteriënfilter! Zorg er tijdens de afzuiging voor dat de bat-
terij over voldoende capaciteit beschikt. De weergave van de accutoestand
moet groen of oranje signaleren. Als de weergave op rood springt, moet de
voedingseenheid er onmiddellijk worden ingestoken. Alleen in dit geval kan
de afzuiging zonder onderbreking worden voortgezet.
NL
27