— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
NAAISTEKEN
Applicatiesteken naaien
a
Knip de applicatie uit met een marge van 3 tot
5 mm (1/8 inch tot 3/16 inch).
a Marge
Plaats een patroon van dik papier of steunstof
b
op de achterkant van de applicatie en vouw de
marge om met een strijkbout.
c
Draai de stof om en rijg of speld deze op de
stof waarop u deze wilt bevestigen.
1
a Rijgsteken
d
Bevestig zigzagvoet "J".
• Voor meer informatie over het verwisselen
van de persvoet, zie "Persvoet verwisselen"
(pagina 43).
102
a
J
e
Selecteer een steek.
• Voor meer informatie, zie "Steken selecteren"
(pagina 51).
f
Draai het handwiel naar u toe (tegen de klok
in) en begin te naaien rond de rand van de
applicatie; let op dat de naald net buiten de
applicatie neerkomt.
Wanneer u ronde hoeken naait, stopt u de
machine met de naald in de stof net buiten de
applicatie, brengt u de persvoethendel omhoog
en draait u vervolgens de stof om de
naairichting te wijzigen.