Onderhoud
Lambdasonde
(vervolg)
Aanwijzingen
■
De sonde mag niet met lak, was e.d. worden behan-
deld. De schroefdraad mag uitsluitend met speciaal
voor lambdasondes aanbevolen vet worden ingevet.
■
De lambdasonde krijgt de referentielucht via de aan-
sluitkabel. Daarom moeten de aansluitstekkers
steeds schoon en droog zijn en mogen ze niet met
contactspray, corrosiewerende middelen enz. wor-
den behandeld.
■
De aansluitkabel mag niet met soldeertin worden
behandeld, maar alleen gecrimpt, geklemd of vast-
geschroefd worden.
Lambdasonde afstellen
Opmerking
De lambdasonde kan enkel manueel afgesteld wor-
den.
Voorwaarden:
■
Verwarmingsketel buiten bedrijf.
Rookgastemperatuur < 50 °C
■
1. Stekker van de lambdasonde uittrekken en sonde
uit de rookgasbuis halen. Sonde weer insteken.
2. Servicemenu aan regeling oproepen.
Sondeverwarming wordt automatisch geactiveerd.
3. Sonde minstens 5 minuten buiten de verwarmings-
ketel laten hangen.
4. Met
/
"Servicefuncties " kiezen. Met
|
~
bevestigen.
Aansluiting
De lambdasonde is met stekker
hoofdstuk "Aansluit- en bedradingschema" vanaf
pagina 139.
90
d
a:K
aangesloten. Zie
5. Met
/
"O2-sonde afstellen" kiezen. Met
|
~
bevestigen.
6. Met
/
"Ja" kiezen. Met
|
~
Opmerking
De sonde is juist afgesteld als 21 % O
getoond.
7.
Gevaar
Gevaar voor verbranding aan de hete lamb-
dasonde
Beschermende handschoenen dragen.
Sonde in de rookgasbuis monteren.
Technische gegevens van de lambdasonde zie
pagina 91.
d
bevestigen.
d
wordt
2