Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Verwarmingsinstallatie vullen
Vulwater
!
Opgelet
Ongeschikt vulwater bevordert afzettingen en
corrosievorming en kan beschadiging aan het
toestel veroorzaken.
■
Verwarmingsinstallatie vóór het vullen grondig
spoelen.
Uitsluitend met water van tapwaterkwaliteit
■
vullen.
■
Aan het vulwater kan een speciaal voor ver-
warmingsinstallaties geschikt antivriesmiddel
worden toegevoegd. De fabrikant van het anti-
vriesmiddel moet de geschiktheid ervan aanto-
nen.
Vul- en bijvulwater met een waterhardheid
■
boven de volgende waarden moet worden ont-
hard, bijv. met een kleine onthardingsinstal-
latie voor verwarmingswater.
Toegestane totale hardheid van het vul- en bijvulwater
Totaal vermogen
kW
50 tot 200
Afb. 29
1. Voordruk van het expansievat controleren.
Als de voordruk lager is dan de statische druk van
de installatie, stikstof bijvullen tot de voordruk 0,1
tot 0,2 bar (10 tot 20 kPa) hoger is dan de statische
druk van de installatie.
Als de voordruk te hoog is, adequaat aanpassen.
Alle aansluitingen aan verwarmingswaterzijde controleren op lekkage
38
Specifiek installatievolume
< 20 l/kW
2,0 mol/m
3
(11,2 °dH)
≤
20 l/kW tot < 50 l/kW
≥
1,5 mol/m
3
(8,4 °dH)
≤
2. Terugslagkleppen openen.
3. Verwarmingsinstallatie met water vullen. Ontluchten
tot de vuldruk 0,1 tot 0,2 bar (10 tot 20 kPa) hoger
is dan de voordruk van het expansievat.
Toegestane werkingsdruk: 3 bar (0,3 MPa)
Testdruk: 4 bar (0,4 MPa)
4. Vuldruk aan de manometer
5. Terugslagkleppen opnieuw in werkingspositie terug-
plaatsen.
50 l/kW
≥
< 0,02 mol/m
3
(0,11 °dH)
A
markeren.