Sensoren
(vervolg)
Sensoren controleren
Rookgastemperatuursensor
1,75
1,25
0,75
A
50
0
Temperatuur in °C
Afb. 54
Afgebeeld gegevenspunt: weerstand van 1,1 k
A
een temperatuur van 25 °C
Overige sensoren
1,20
1,15
1,10
1,05
1,00
0,95
0,90
0,85
-30
-20
-10
Temperatuur in °C
Afb. 55
1. Betreffende stekker lostrekken.
2. Weerstand van de sensor aan de stekker meten.
Lambdasonde
Voor de registratie van het resterende zuurstofgehalte
in het rookgas
Lambdasonde controleren
1. Lambdasonde op verontreiniging en beschadigin-
gen controleren.
2. Aansluitkabel op beschadigingen controleren.
150
100
Ω
0
10
20
30
40
200
250
bij
50
3. Meetresultaat met werkelijke temperatuur vergelij-
ken. Opvragen zie hoofdstuk "Diagnose".
Bij sterke afwijking montage controleren en eventu-
eel sensor vervangen.
Onderhoud
89