Geavanceerde
1
verzendfuncties
H
Geavanceerde
kopieerfuncties
2
Netwerk
3
Gebruikersinter-
face op afstand
4
Systeemmonitor
5
Instellingen sys-
teembeheerder
6
Rapporten
en lijsten
7
Problemen
oplossen
8
Bijlage
9
Inhoudsopgave
Index
Handmatige ontvangst
Dit is een methode voor het ontvangen van faxen waarin u alle
inkomende oproepen beantwoordt met de optionele handset of
met de handset van de externe telefoon. Wanneer er een
aanhoudende piep klinkt, komt er een fax van een ander apparaat
binnen. Druk op [Start] om de binnenkomende fax te ontvangen.
Handmatige nummerherhaling
Bij de normale manier van kiezen kunt u een nummer handmatig
herhalen door op [Redial/Pause] (nummerherhaling/pauze) op
het bedieningspaneel te drukken. Het laatst gekozen nummer
is het nummer dat wordt herhaald.
HP-GL/2
Dit is een afbeeldingstaal waarmee computertoepassingen
grafische afbeeldingen kunnen tekenen met behulp van
printers. Afbeeldingen in HP-GL/2 worden weergegeven als
vectorafbeeldingen. Vectorobjecten beschrijven een afbeelding
in termen van geometrische vormen, zoals lijnen en veelhoeken,
en opvullingen. HP-GL/2 wordt ondersteund door uw Canon-
apparaat.
HTTP
Hypertext Transfer Protocol. Dit is het client-server TCP/IP-
protocol dat op het World Wide Web wordt gebruikt voor de
overdracht van HTML-documenten (Hypertext Markup Language)
via internet.
Terug
Vorige
I
ID voor ontvangst op afstand
Dit is de tweecijferige code waarmee u handmatig faxen kunt
ontvangen met een externe telefoon.
I-fax
Met I-fax (internetfax) kunt u een gescand origineel dat is
omgezet naar TIFF- (Tagged Image File Format) of PDF
(Portable Document Format)-beeldgegevens verzenden en
ontvangen als e-mailbijlage van/naar om het even welk apparaat
dat compatibel is met I-fax of naar een computer met internet e-
mailfunctie.
Instelling toonkiezen/pulskiezen
Dit is de mogelijkheid om het apparaat zodanig in te stellen dat dit
overeenkomt met het systeem dat door de telefoonlijn wordt
gebruikt: toonkiezen of pulskiezen.
Interface
De verbinding tussen twee apparaten waardoor deze met elkaar
kunnen communiceren. Op het apparaat wordt een USB-interface
gebruikt, waardoor het compatibel is met IBM- en soortgelijke
computers.
Interfacekabel
De kabel waarmee de interface tussen een printer en een
computer wordt gemaakt.
Interfacepoort
Het apparaat heeft één USB-poort, die zich aan de achterzijde
van het apparaat bevindt. Hierop sluit u de kabel van de computer
aan.
IP (Internet Protocol)
De onderliggende set netwerkregels die beschrijft hoe gegevens
via internet worden overgebracht. Met het IP kunnen de
gegevens van een computer worden opgedeeld in pakketten
om naar een andere computer met een specifiek IP-adres te
worden verzonden.
BOVEN
Volgende
9-6