Verwijder de bevestigingsband en trek de
accu uit de houder.
1. Accu
2. Bevestigingsband
Reiniging
Reinig de accu, de behuizing en polen met
een oplossing van natriumcarbonaat en
water.
Verwijder roest van de accuklemmen en -
polen met een harde stalen borstel. De
accubehuizing moet worden schoongemaakt
m e t
e e n
z a c h t e
natriumcarbonaat-oplossing.
Installatie
Installeer de accu terug in het voertuig.
WAARSCHUWING
Sluit eerst de RODE (+) kabel aan en dan
de ZWARTE (-). Sluit de RODE (+) kabel
altijd eerst aan.
112
b o r s t e l
e n
e e n
Zekeringen
Vervang een defecte zekering altijd door een
zekering met dezelfde capaciteit.
LET OP: Gebruik geen zekering met een
hogere capaciteit, om ernstige schade te
vermijden.
D e
z e k e r i n g e n
servicecompartiment vooraan en achteraan
naast de accu.
VOORZIJDE — LOCATIE ZEKERINGEN
1. (F1) Ontstekingsspoelen (5 A)
2. (F2) Ventilator (20 A)
3. (F3) Brandstofinjectoren (5 A)
4. (F4) Snelheidsmeter/snelheidssensor/
achterlicht (7,5 A)
5. (F5) Brandstofpomp (7,5 A)
6. (F6) Motorbeheermodule (ECM) (5 A)
7. (F7) Accessoires (20 A)
ACHTERZIJDE — LOCATIE ZEKERINGEN
1. (F8) Hoofdzekering (30 A)
(F9) Hoofdzekering accessoires (30 A)
z i t t e n
i n
h e t