§6.2 M
ONTAGE
Monteer de bedieningskast (fig. 1) met het bijgevoegde montagemateriaal (fig. 2) in de
tractorcabine. Let erop dat deze zich binnen handbereik en in het zicht van de chauffeur bevindt.
De stuurkabel voor de spuitfuncties en de hydraulische functies wordt in de contactdoos (2) aan de
achterkant van de bedieningskast gestoken (fig. 1).
De bedieningseenheid wordt met de schakelaar (3) aan de achterkant ingeschakeld (fig. 1).
I = Aan
0 = Uit
§6.3 V
OEDING
Bij tractoren van een nieuwer type die met een voedingscontactdoos conform DIN 9680 zijn
uitgerust, kan de voedingskabel (4) van de Electrical Control EC direct in de DIN - contactdoos van
de tractor worden ingestoken (fig. 1).
Bij oudere tractoren die niet met een DIN - contactdoos zijn uitgerust, is de accukabel (5) (fig. 3)
nodig, die direct op de accu moet worden vastgeklemd. Deze accukabel wordt niet standaard
meegeleverd, maar moet apart worden besteld.
Door gebruik van de accukabel, die met een 30 A zekering is gezekerd, wordt gegarandeerd dat
de Electrical Control EC steeds van voldoende stroom wordt voorzien.
Let bij het aansluiten op de accu op de juiste poling!
De bruine ader met de geïntegreerde 30 A zekering moet op de + pool, de blauwe ader op de -
pool worden aangesloten. Let erop dat de contacten schoon zijn!
De voeding kan in geen geval via de zogenaamde sigarettenaansteker
plaatsvinden, omdat deze niet voor de noodzakelijke stroomsterkte kan zorgen!
De andere kant van de kabel is met een standaardcontactdoos uitgerust die in een droog,
beschermd gedeelte aan de achterzijde of in de cabine van de tractor moet worden gemonteerd. In
deze contactdoos wordt de voedingskabel (4) van de Electrical Control die naar de verdeelbox op
de spuit voert, gestoken.
Alvorens de Electrical Control EC op de 12-volt-voeding aan te sluiten, moeten de volgende
controles worden uitgevoerd:
Controleer de elektrische onderdelen en de kabel op mogelijke beschadigingen. Beschadigde
-
kabels zijn niet meer waterdicht en kunnen kortsluiting veroorzaken.
Controleer de kabellengte; deze moet ook voor bochten voldoende gedimensioneerd zijn.
-
Controleer of de stekker van de bedieningseenheid correct is aangesloten.
-
Uiteraard moet ook de 12-volt-accu voldoende zijn geladen (min. 9 volt).
-
Aanwijzing: Let erop dat de beide kabels (voedings- en stuurkabel) tussen tractor en spuit tijdens
het werk netjes liggen, zodat niemand erover kan struikelen en de kabel nergens blijft
hangen. De kabel mag echter niet te strak worden vastgebonden, om deze anders in
bochten en bij heffen en neerlaten kan breken. Voorts dient erop gelet te worden dat
de kabels niet met beweegbare of hete onderdelen van de tractor in contact kunnen
komen.
Als stroomvoerende onderdelen of kabels beschadigd worden, kan dit tot
kortsluiting leiden. De voedingskabel moeten daarom altijd van een 30 A
zekering zijn voorzien. Zonder correcte zekering kan door kortsluiting brand
ontstaan!
56
Electrical Control EC
BEDIENINGSHANDLEIDING