Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Dopselectie; Differentiaalregeling; Onbekende Dop - Kverneland Rau Flowmate Control FMC Gebruikershandleiding

Spuitcomputer en afstandsbediening
Inhoudsopgave

Advertenties

§5.16 D
OPSELECTIE
Op beeldscherm 20 kan uit een omvangrijke lijst van de meest gangbare doptypen een
voorselectie van maximaal 4 doppen worden gemaakt. De dopgrootte wordt telkens apart
ingevoerd. Het is hier aan te bevelen om die doppen (doptype en dopgrootte) te kiezen die tijdens
het gehele spuitseizoen op het bedrijf worden gebruikt resp. in de meervoudige doppenbalk zijn
gemonteerd.
Wordt een dop voor het spuiten gebruikt die niet in de omvangrijke doplijst van de Flowmate
Control staat ("onbekende dop"), dan dient uit de doplijst in plaats van een doptype de
stippellijn - - - te worden gekozen. De benodigde gegevens voor de "onbekende dop" kunnen op
beeldscherm 22 worden ingevoerd.
De voorselectie op beeldscherm 20 is voorwaarde dat de waarschuwingsfunctie m.b.t. drukbereik
en druppelgrootte kan worden gebruikt, want op hoofdscherm 2 (zie pagina 29) kan
slechts één van de 4 doppen van beeldscherm 20 worden gekozen.
§5.17 D
IFFERENTIAALREGELING
De differentiaalregeling is alleen noodzakelijk, als het spuitsysteem niet met een gelijkdruksysteem
is uitgerust.
De differentiaalregeling corrigeert de drukregelaars bijvoorbeeld als het hoofdventiel nog gesloten
is en bij het keren op het wendakker secties moeten worden in- of uitgeschakeld. Dit heeft als
voordeel dat de regelaar bij het openen van het hoofdventiel zich al praktisch in de juiste positie
bevindt en er dus niet eerst enige tijd moet worden bijgeregeld totdat het gewenste spuitvolume
weer is bereikt.
De looptijd van de regelaar bij de differentiaalregeling is o.a. afhankelijk van de regelaar
(regelkarakteristiek) en de dopgrootte. Afhankelijk van het type regelaar en de dopgrootte zijn er
experimenteel bepaalde waarden. Op beeldscherm 21 kunnen de 4 waarden (Q/s) voor de 4
doppen, die op beeldscherm 20 vooraf zijn geselecteerd, worden ingevoerd. (basisinstelling = 10
Q/s)
§5.18 O
NBEKENDE DOP
Wordt een dop voor het spuiten gebruikt die niet in de omvangrijke doplijst van de Flowmate
Control staat ("onbekende dop"), dan kan deze op beeldscherm 22 worden gedefinieerd.
Hiertoe moeten twee waarden, d.w.z. een waarde voor de druk en een voor de bijbehorende
dopuitstoot van deze dop, worden ingevoerd, waarbij de druk in het werkbereik van de dop moet
liggen. Daarmee kan de computer bij meting van de doorstroomhoeveelheid ook altijd de
bijbehorende spuitdruk berekenen, die op hoofdscherm 2 naar keuze kan worden weergegeven.
Voor de "onbekende dop" kan eveneens een drukbereik (P
waarbij bij het overschrijden van de onder- resp. bovengrens een waarschuwing wordt afgegeven.
Flowmate Control FMC
Instellingenmenu
en P
) worden geprogrammeerd,
min
max
45

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Rau flowmate control ecRau flowmate control gzd-ec

Inhoudsopgave