U kunt zwarte tekst afdrukken waarvan de kleurinformatie 'R=G=B=0%,' 'C=M=Y=100%,' of 'C=M=Y=0% /
K=100%' is, met uitsluitend K (zwart) toner. Raadpleeg
van de instelling.
<Zwarte overdruk>
Geef de afdrukmethode op als zwarte tekst overlapt met een kleurige achtergrond of kleurige afbeelding.
Raadpleeg
<Zwarte overdruk>(P. 412) voor de beschrijving van de instelling.
<RGB-bronprofiel>
Geef het bronprofiel op voor kleurafstemming voor het afdrukken van RGB-gegevens, voor de monitor die u
gebruikt. Raadpleeg
<RGB-bronprofiel>(P. 413) voor de beschrijving van de instelling.
<CMYK-simulatieprofiel>
Met deze instelling kunt u het simulatiedoel opgeven voor het afdrukken van de CMYK-gegevens (Cyan
Magenta Yellow black). Het apparaat converteert CMYK-gegevens naar het apparaatafhankelijk CMYK-
kleurmodel gebaseerd op deze simulatie. Raadpleeg
beschrijving van de instelling.
<Grijswaardenprofiel gebruiken>
Geef op of u grijs-data wilt omzetten naar CMYK-data (cyan, magenta, yellow, en black) met behulp van het
grijswaardenprofiel van het apparaat. Raadpleeg
beschrijving van de instelling.
<Uitvoerprofiel>
Selecteer het juiste profiel voor afdrukdata. u kunt deze optie opgeven voor ieder afbeeldingstype in een
document. Raadpleeg
<Afstemmethode>
Selecteer het element dat voorrang moet krijgen bij een kleurinstelling in <RGB-bronprofiel>. Raadpleeg
<Afstemmethode>(P. 416) voor de beschrijving van de instelling.
<Samengestelde overdruk>
Opgeven of CMYK-data kan worden overdrukt, met opgegeven overdruk, als composiet-uitvoer. Raadpleeg
<Samengestelde overdruk>(P. 418) voor de beschrijving van de instelling.
<Grijswaardeconversie>
Geef op op welke manier kleurendata in zwart/wit moet worden afgedrukt. Zie
<Grijswaardeconversie>(P. 418) voor de beschrijving van de instelling.
<Afdrukkwaliteit>
<Densiteit>
Stel de voor het afdrukken gebruikte tonerdichtheid in. Raadpleeg
beschrijving van de instelling.
<Tonervolumecorrectie>
Als het tonervolume voor tekst of lijnen groter is dan de grenswaarde van het apparaat, maakt u een
correctie zodat het tonervolume de grenswaarde niet overschrijdt. Raadpleeg
<Tonervolumecorrectie>(P. 381) voor de beschrijving van de instelling.
<Tonerbesparing>
Als u <Aan> selecteert, vindt het afdrukken plaats in de spaarstand. Selecteer <Aan> als u de layout of
andere prestatiekenmerken wilt controleren voordat u verdergaat met het definitief afdrukken van een
grote afdruktaak. Raadpleeg
<Gradatie>
Geef de verwerkingsmethode voor het reproduceren van gradatie op. <Hoog 2> geeft een fijnere gradatie
dan <Hoog 1>. Raadpleeg
<Fijnaanpassing densiteit>
Als dunne lijnen of kleine tekst vervaagt, verhoog dan de dichtheid voor een duidelijker afdruk. Raadpleeg
<Fijnaanpassing densiteit>(P. 380) voor de beschrijving van de instelling.
<Resolutie>
Geef de resolutie op voor het verwerken van afdrukgegevens. Raadpleeg
beschrijving van de instelling.
<Speciale gladmaakmodus>
Geef de modus op om gegevens af te drukken met een vloeiende afwerking. Als u niet tevreden bent over
de afdrukresultaten van <Modus 1> (de standaardinstelling), probeert u een andere modus. Raadpleeg
<Speciale gladmaakmodus>(P. 380) voor de beschrijving van de instelling.
<Lijnverwerking>
Afdrukken
<Uitvoerprofiel>(P. 415) voor de beschrijving van de instelling.
<Tonerbesparing>(P. 379) voor de beschrijving van de instelling.
<Gradatie>(P. 379) voor de beschrijving van de instelling.
196
<Puur zwarte tekst>(P. 412) voor de beschrijving
<CMYK-simulatieprofiel>(P. 413) voor de
<Grijswaardenprofiel gebruiken>(P. 414) voor de
<Densiteit>(P. 378) voor de
<Resolutie>(P. 380) voor de