<Onderhoud>
De reinigingsfuncties worden opgesomd en toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een
dolksymbool ( ).
<Fixeereenheid reinigen (vlekken achterkant papier verminderen)>(P. 369)
<Fixeereenheid reinigen>(P. 369)
<ITB reinigen>(P. 369)
<Vochtverwijdering>(P. 369)
*
Sterretjes (
)
●
Instellingen gemarkeerd met een asterix (
dat u gebruikt, opties, of andere instel-items.
<Fixeereenheid reinigen (vlekken achterkant papier verminderen)>
De fixeereenheid reinigen als de rand of achterzijde van de afdruk vlekken vertoont.
reinigen(P. 457)
<Fixeereenheid reinigen>
Reinig de fixeereenheid nadat een tonercartridge is vervangen of als afdrukken zwarte strepen bevatten.
fixeereenheid reinigen(P. 457)
<ITB reinigen>
Reinig de transfer-band in het apparaat om te voorkomen dat de afdrukkwaliteit afneemt.
schoonmaken(P. 460)
<Vochtverwijdering>
Als er snelle temperatuurveranderingen optreden in de omgeving van het apparaat, kan condensatie optreden, wat
leidt tot vage of 'doorlopende' afbeeldingen en tekst. Selecteer <Aan> om dauwcondensatie in het apparaat te
vermijden. Als u <Aan> selecteert, geef dan op of taken moeten worden beperkt.
<Uit>
<Aan>
<Afdrukken toestaan tijdens proces>
<Afdrukken niet toestaan tijdens proces>
Overzicht van menuopties
*
) worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van het model
369
5108-05S
*
De fixeereenheid
De
De transportriem (ITB)