Opnamestand selecteren
- Door een keuze te maken uit de verschillende opnamestanden kunt u de opti-
male instellingen voor uw onderwerp realiseren.
- Is een stand eenmaal gekozen (afgezien van de zelfontspanner), dan kunt u
ermee blijven werken. Het is aan te bevelen de stand na het maken van de
opnamen terug te zetten op AUTO (geen aanduiding op LCD-monitor).
- U kunt de zelfontspanner instellen op een voorlooptijd van 3 of 10 seconden
(standaard instelling); de 10 seconden instelling geldt voor een enkele opname.
De 3 seconden instelling blijft in werking totdat u hem verandert of terugzet.
- Wanneer u de camera uitschakelt wordt de gebruikte opnamestand opgehe-
ven; de camera gaat automatisch terug naar de AUTO-stand (geen aanduiding
op LCD-monitor). De gekozen flitsinstelling blijft na uit- en weer inschakelen
van de camera gewoon geldig.
- Met de Persoonlijke Instellingen (blz. 107) kunt u uw favoriete opname-instellin-
gen bepalen.
Naar rechts drukken geeft keuze uit de volgende standen.
1) AUTO (Automatische flitsen)
2) Rode-ogen-reductie
3) Invulflits
4) Flitsen met lange sluitertijd
5) Flitser uit
• Elke keer dat u naar rechts drukt verschijnt de icoon van de volgende
stand.
38
1. Zet de camera aan; de
LCD-monitor wordt
geactiveerd.
2. Door naar links of rechts
te drukken laat u de
gewenste opnamestand
op de LCD-monitor ver-
schijnen.
(blz. 40)
(blz. 40)
(blz. 41)
(blz. 41)
(blz. 41)