16
Werken met meethulpmiddelen
7. Druk op de joystick. Hierna verschijnt een submenu.
• Selecteer
(Punt toevoegen) om een punt toe te voegen.
• Selecteer
(Vak toevoegen) om een vak toe te voegen.
• Selecteer
(Cirkel toevoegen) om een cirkel toe te voegen.
• Selecteer
(Lijn toevoegen) om een lijn toe te voegen.
• Selecteer
(Delta toevoegen) om een verschilberekening in te stellen.
8. Druk op de joystick. Hierna wordt het meethulpmiddel op het scherm weergegeven.
9. Druk op de joystick. Hierna wordt een contextmenu weergegeven waarin u één of
meer van de volgende handelingen kunt selecteren (afhankelijk van het type
hulpmiddel).
• Verwijder het hulpmiddel.
• Wijzig de afmetingen van het hulpmiddel, verplaats, centreer en verdraai het
hulpmiddel.
• Geef de maximale, minimale en gemiddelde waarde weer.
• Stel alarmen in.
• Stel lokale parameters in.
• Selecteer vervolgens
10. Selecteer nadat alle meethulpmiddelen zijn toegevoegd
16.4 Een meethulpmiddel van afmeting veranderen of verplaatsen
16.4.1 Algemeen
U kunt een meethulpmiddel van afmeting veranderen of verplaatsen.
16.4.2 Procedure
Opm.
• Bij deze procedure wordt ervan uitgegaan dat er vooraf een meethulpmiddel of ge-
bruikersinstelling op het scherm is neergezet.
• U kunt het meethulpmiddel tevens verplaatsen en de afmetingen ervan wijzigen door
het scherm aan te raken.
Volg deze procedure:
1. Om het meethulpmiddel te selecteren, raakt u het aan op het scherm. Het hulpmiddel
wordt nu weergegeven met één of meer grepen.
Meethulpmiddel voor punten:
Meethulpmiddel voor gebieden
#T559880; r. AI/34207/35407; nl-NL
(Gereed).
(Opslaan als instelling).
45