31
Thermografische meettechnieken
5. Meet de gevoelstemperatuur van het aluminiumfolie en noteer deze waarde.
Figuur 31.5 Het meten van de gevoelstemperatuur van het aluminiumfolie.
31.2.1.2 Stap 2: Het bepalen van de emissiegraad
Volg deze procedure:
1. Selecteer een plaats om de proef neer te zetten.
2. Bepaal de gereflecteerde gevoelstemperatuur volgens de voorgaande procedure en
stel deze in.
3. Plaats een stuk elektrische tape met een bekende hoge emissiegraad op de proef.
4. Verhit de proef tot minimaal 20 K boven kamertemperatuur. Het verhitten dient rede-
lijk gelijkmatig plaats te vinden.
5. Focus de camera, pas deze automatisch aan en bevries het beeld.
6. Stel Niveau en Bereik af voor een beeld met optimale helderheid en contrast.
7. Stel de emissiegraad in op die van de tape (meestal 0,97).
8. Meet de temperatuur van de tape met behulp van een van de volgende meetfuncties:
• Isotherm (helpt u bij het bepalen van zowel de temperatuur als de gelijkmatigheid
waarmee u de proef hebt verhit)
• Punt (eenvoudiger)
• Vak Gem. (geschikt voor oppervlakken met een variërende emissiegraad).
9. Noteer de temperatuur.
10. Verplaats uw meetfunctie naar het oppervlak van de proef.
11. Wijzig de instelling van de emissiegraad totdat u dezelfde temperatuur afleest als bij
uw vorige meting.
12. Noteer de emissiegraad.
Opm.
• Vermijd gedwongen convectie
• Probeer een thermisch stabiele omgeving te vinden die geen puntreflecties oplevert
• Gebruik tape van hoge kwaliteit, waarvan u weet dat deze niet transparant is en waar-
van u zeker weet dat deze een hoge emissiegraad heeft
• Bij deze methode wordt ervan uitgegaan dat de temperatuur van uw tape en die van
het proefoppervlak gelijk zijn. Als dat niet het geval is, zal uw meting van de emissie-
graad onjuist zijn.
31.3 Gereflecteerde gevoelstemperatuur
Deze parameter wordt gebruikt om de straling die wordt gereflecteerd in het object te
compenseren. Als de emissiegraad laag is en de objecttemperatuur relatief ver van die
#T559880; r. AI/34207/35407; nl-NL
285