18
Sleutels, portieren en ruiten
Om de klep te sluiten, drukt u op T
op de geopende achterklep totdat de
achterklep in beweging komt.
Stoppen of van richting veranderen
Beweging van de achterklep onmid‐
dellijk stoppen:
● druk langer op P op de elek‐
tronische sleutel, of
● druk op de achterklepknop, of
● druk op T op de geopende
achterklep
De bewegingsrichting wordt omge‐
draaid als u nogmaals op een van de
schakelaars drukt.
Lagere openingshoogte aanpassen
1. Open de elektrische achterklep
met een van de schakelaars.
2. Stop de beweging op de gewen‐
ste hoogte door op T te druk‐
ken. Zet de stilstaande achterklep
zo nodig met de hand in de
gewenste stand.
3. Houd de toets T aan de binnen‐
kant van de geopende achterklep
3 seconden ingedrukt.
Let op
De openingshoogte moet met de
auto op de grond worden gepro‐
grammeerd.
U hoort een geluidssignaal en de rich‐
tingaanwijzers knipperen wanneer de
nieuwe instelling is opgeslagen. De
verlaagde hoogte kan alleen worden
ingesteld bij een openingshoek van
meer dan 30°.
Wis de verlaagde hoogtestand door
de achterklep voor de helft te openen
en druk 3 seconden lang op T.
De achterklep kan alleen geopend
blijven als er een minimale hoogte is
overschreden (minimale openings‐
hoek van 30°). U kunt geen openings‐
hoogte programmeren die een lagere
hoogte oplevert.
Beveiligingsfunctie
Wanneer de elektrische achterklep
tijdens het openen of sluiten een
obstakel raakt, keert de klep automa‐
tisch een stukje om. Bij meerdere
obstakels tijdens één beweging wordt
de functie gedeactiveerd. In dat geval
moet u de achterklep met de hand
openen of sluiten.
De elektrische achterklep heeft
beknellingssensoren langs de zijran‐
den. Herkennen deze sensoren een
obstakel tussen de achterklep en de