182
Rijden en bediening
Inschakelen
Na het inschakelen van het contact
wordt het Lane Departure Warning-
systeem geactiveerd. Als het
systeem is geactiveerd, brandt het
led-lampje in de toets ½ niet. Druk om
een gedeactiveerd systeem te active‐
ren op ½.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den boven 60 km/h en wanneer rijst‐
rookmarkeringen aanwezig zijn.
Wanneer het systeem een onbe‐
doelde rijstrookwissel detecteert, dan
knippert het controlelampje ) geel.
Tegelijkertijd hoort u een geluidssig‐
naal.
Uitschakelen
Om het systeem te deactiveren moet
u ½ ingedrukt houden. Het led-lampje
in de knop gaat branden en ½ brandt
geel op het Driver Information Center.
Bij snelheden lager dan 60 km/h
werkt het systeem niet.
Storing
Bij een storing verschijnt C op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een displaybericht en een
geluidssignaal. Neem contact op met
een dealer of een erkende werkplaats
voor een controle van het systeem.
Systeembeperkingen
Het systeem werkt mogelijk niet goed
in de volgende gevallen:
● De rijsnelheid is lager dan
60 km/h.
● Voorruit is niet schoon of is afge‐
dekt door vreemde voorwerpen,
bijv. stickers.
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Bij nachtelijke ritten.
● Omgevingsomstandigheden zijn
ongunstig, zoals harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen.
● De sensor in de voorruit is afge‐
dekt door sneeuw, ijs, sneeuw‐
brij, modder, vuil, schade aan de
voorruit of werkt slechter door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
● De zon valt rechtstreeks in de
lens van de camera.
● Voorliggers vlakbij.
● Ritten op verhoogde wegen.
● Rijden aan de rand van de weg.