4.1.3 Installatie van de motor
Voorzichtig
Gebruik trillingsdempers.
De motor moet waterpas staan. Als er een tussenruimte is tussen
fundering en motor, gebruikt u een waterpas, een voelermaat en
opvulstukjes om de motor waterpas te zetten. Zet vervolgens de
motor vast met behulp van geschikte bouten afhankelijk van de
fundering.
Draairichting
Waarschuwing
De elektrische installatie dient door een erkend
installateur te worden uitgevoerd in overeen-
stemming met de lokale regelgeving.
Sluit de voeding aan (zie paragraaf
controleer de draairichting. De draairichting moet overeenkomen
met de richting bij normale werking. Zie de installatie- en bedie-
ningsinstructies voor de motor.
4.1.4 Ophijsen en hanteren van de pomp
Takel de pomp naar de gewenste plek en laat deze vervolgens
langzaam zakken.
Afb. 6 Voorbeeld van hoe de pomp moet worden opgehesen
Zorg dat de pomp op de motorflens past. Breng de steunvoet
voor de pomp aan die is meegeleverd met het product. Laat de
pomp zakken totdat de steunvoet de vloer bereikt.
4.1.5 Voorafgaand aan de uitlijning van motor en pomp
Zorg ervoor, voordat u de pomp en motor gaat uitlijnen, dat de
aftapopeningen naar beneden wijzen. Tegelijkertijd moet de
instroomleiding naar boven wijzen (12-uurs positie).
Dit moet worden gedaan om een correcte werking van de pomp
te waarborgen en om service en onderhoud te vergemakkelijken.
U kunt de positie van de instroomleiding op een later tijdstip wijzi-
gen. Volg zorgvuldig de instructies in paragraaf
van motor en
pomp.
Instroomleiding
Afb. 7 Positie van aftapopeningen
installatie) en
5. Elektrische
4.1.6 Uitlijning
Aftapopeningen
4.1.6 Uitlijning van motor en pomp
Lijn de motor en pomp uit voordat u de bouten aandraait.
Zorg voor een correcte installatie door deze procedure te volgen:
Stap Beschrijving
Breng alle vier de
bouten voor verbin-
ding van motor en
1
pomp aan.
Draai de bouten nog
niet aan.
Pas de opening aan
met behulp van een
voelermaat of verge-
2
lijkbaar hulpmiddel.
Draai één bout met
de hand aan.
Pas de opening aan
180 ° tegenover de
bout die u zojuist
hebt aangedraaid.
3
Draai de bout niet
aan. Beweeg de
pomp om de opening
aan te passen.
Beweeg de pomp en
pas de opening aan
met behulp van de
voelermaat. Draai de
bout met de hand
4
aan. Als de toevoer-
leiding moet worden
omgedraaid, raad-
pleegt u paragraaf
4.1.7 Positie van de
toevoerleiding.
Als de opening is
aangepast, draait u
5
alle bouten kruise-
lings aan tot 33 Nm.
Bevestig de steun-
6
voet aan de funde-
ring.
De steunvoet mag geen spanning uitoefenen op
Voorzichtig
de pomp!
Afbeelding
5