(4) Stekker van de bakbeveiliging in de contactdoos
steken (5-5/pijl).
(5) Verlichting controleren.
(6) Beide portieren sluiten.
GEVAAR
- Als de hendel voor besturingssoort in stand
„achterasbesturing" staat, brandt het controle-
lampje (4-16/6) continu.
- Rijden op de openbare weg met gevulde bak is
verboden.
- De werkschijnwerpers moeten uitgeschakeld
zijn (4-11/3).
(7) Parkeerrem (4-14/2) lossen.
(8) Transmissietrap 2 (4-13/1) inschakelen (alleen
snelloper)..
(9) Rijrichting (4-13/3) kiezen.
(10) Rijtrap "II" (4-13/1) selecteren.
(11) Gaspedaal (4-11/6) bedienen.
AANWIJZING
De machine begint te rijden. De rijsnelheid wordt
bepaald door de stand van het gaspedaal.
ATTENTIE
- De bedrijfsrem wordt in werking gesteld,
door het rempedaal in te trappen (4-11/8).
- Het veranderen van rijrichting mag niet
tijdens het rijden plaatsvinden, om andere
weggebruikers niet in gevaar te brengen.
5.2.4
Werken met de machine
GEVAAR
Bij werkzaamheden met de telescooplader altijd
de veiligheidsgordel omdoen.
In de regel worden alle werkzaamheden in transmissietrap
"1" (alleen snelloper), rijtrap "II" (4-13/1) uitgevoerd.
Voor speciale toepassingen, die een fijnere regeling van
de snelheid vereisen resp. een hoog motortoerental bij
geringere rijsnelheid verlangen, kan rijtrap „I" ingeschakeld
en zo de rijsnelheid naar boven toe begrensd worden.
(1) Beide portieren sluiten.
(2) Parkeerrem (4-14/2) lossen.
(3) Transmissietrap (4-13/1) selecteren (alleen snelloper).
(4) Rijrichting (4-13/3) bepalen.
(5) Rijtrap (4-13/1) selecteren.
(6) Gaspedaal (4-11/6) bedienen.
AANWIJZING
De aandrijfkrachten en rijsnelheden zijn voor- en
achteruit gelijk.
ST900
Afbeelding 5-5
Bediening
5-5
5